- Ministerie
van Algemene Zaken
- Toespraak
van de minister-president, mr. dr. Jan Peter Balkenende,
ter gelegenheid van de jaarlijkse herdenking bij het
Nationaal Indië Monument 1945-1962, Roermond, 7 september
2005
Dames en heren,
We zijn bij elkaar om de duizenden militairen te herdenken
die in de jaren 1945 tot en met 1962 in Nederlandse dienst
zijn omgekomen in de strijd in voormalig Nederlands-Indië
en Nieuw-Guinea.
U kent hun namen en gezichten. De herinneringen aan hen
leven in u voort. Herinneringen aan vader of broer. Aan
vrienden en strijdmakkers. Gesneuveld ver van huis. Onder
omstandigheden die onvoorstelbaar zijn voor wie het niet
heeft meegemaakt.
Het is met groot respect dat wij hen hier herdenken. Ik
weet dat uw pijn om het schrijnende verlies niet afneemt.
Dat de vraag naar het waarom blijft knellen.
"Een buitenstaander, snel tot oordelen geneigd,
beseft niet hoe een oorlog een mens verandert." Dat
schreef een 24-jarige infanterist op 3 juli 1949 in zijn
dagboek.
Hij beschreef zijn ervaringen op Midden-Java. De eindeloze
patrouilles over glibberige dijkjes door de sawahs. De
tropennacht vol ritselende, fluisterende geluiden. De
bloedzuigers. De geelzucht en de zweren. De gebrekkige
uitrusting. Het gevoel van grenzenloze verlatenheid.
En vooral: de voortdurende angst voor het loerende gevaar.
Dat gevaar was niet zichtbaar, niet tastbaar. Het hield
zich verborgen in het oerwoud. Het lag in hinderlaag.
Onvindbaar. Om plotseling op gruwelijke wijze toe te slaan.
Het toonde opeens zijn gezicht tijdens transporten
onderweg of op zee.
Een oorlogssituatie is iets verschrikkelijks. Velen van u
zijn nog steeds regelmatig 'op patrouille'. 's Nachts,
wanneer de beelden uit die tijd weer terugkomen.
"Het was niet wat ik had meegemaakt dat de
nachtmerries veroorzaakte; maar het waren de drie jaar van
onzekerheid en voorgevoelens over wat er had kunnen
gebeuren die mijn onderbewustzijn beheersten". Ook
dat zijn woorden van een Indië-veteraan.
Ze zeggen veel over de taaie tentakels van de angst, waar
je nooit meer helemaal uit loskomt.
Wie getuigenissen en herinneringen van Indië-veteranen
leest, wordt getroffen door de moed die daaruit spreekt.
En de wil er - ondanks alles - het beste van te maken. U
ging naar Indië in de overtuiging orde, recht en
stabiliteit te brengen aan een land in chaos.
"Gij rukt niet op om aan dit land de oorlog te
brengen, maar om het de vrede te hergeven. Gij komt niet
om te straffen maar om te beschermen." Dat stond in
de dagorder die de Nederlandse militairen meekregen bij
het begin van de eerste politionele actie.
In de geest van die dagorder heeft u naar beste weten
gehandeld. U heeft uw plicht gedaan onder de zwaarste
omstandigheden.
De gepaste waardering daarvoor bleef lang uit. Toen u
terugkwam in Nederland waren velen van u gehavend naar
lichaam en ziel. U wachtte van officiële zijde een
bureaucratische ontvangst. Regels en formulieren leken
belangrijker te zijn dan mensen.
De Nederlandse samenleving stond niet open voor uw
verhalen en uw ervaringen. Terwijl die verhalen
onlosmakelijk deel uitmaken van onze vaderlandse
geschiedenis.
U werd gezien als buitenbeentjes. Terwijl u in dienst van
het Koninkrijk der Nederlanden op een breukvlak van twee
tijdperken onder de moeilijkste omstandigheden uw plicht
had gedaan.
Professor De Jong spreekt in zijn standaardwerk over
Nederland in de Tweede Wereldoorlog over 'de worsteling
met de Republiek Indonesië'. Dat is een goed getroffen
term.
Het was een worsteling voor u. Een worsteling die veel
langer duurde dan de periode dat u als militair in
Indonesië was. Een leven lang.
Het was ook een worsteling voor ons land. Meer dan drie
eeuwen was Nederland nauw verbonden geweest met Indonesië.
Dat er gewerkt moest worden aan ontvoogding van het
Indonesische volk was iets dat al voor de oorlog voor
velen duidelijk was. Met de Tweede Wereldoorlog kwamen de
ontwikkelingen in een stroomversnelling. Niet alleen in
Indonesië, maar ook in andere gebieden die staatkundig
afhankelijk waren van westerse mogendheden. Nederland had
op die ontwikkelingen niet het adequate antwoord. De
scheiding der wegen tussen Indonesië en Nederland verliep
daardoor gewelddadiger en pijnlijker dan nodig was geweest.
Minister Bot heeft daarover - terugziende op de
ontwikkelingen zoals die zich hebben voorgedaan - namens
de regering spijt betuigd. Ik wil dat hier nog eens
onderstrepen.
Maar ik wil ook beklemtonen dat die spijtbetuiging
onverkort laat het diepe respect dat u als Indië-veteranen
toekomt. U deed naar eer en geweten uw plicht. U ving de
klappen op, zonder daarvoor aanvankelijk de verschuldigde
erkenning te krijgen.
In zekere zin heeft u het moeilijke pad geëffend voor
generaties veteranen die na u zijn gekomen. Want de
overheid heeft wel geleerd van ervaringen uit het verleden.
De aandacht voor veteranen is toegenomen.
Elk jaar komen er zo'n vijfduizend - veelal jonge -
veteranen bij. Zij zijn door Nederland uitgezonden om mee
te werken aan internationale missies met als doel het
versterken van vrede en veiligheid.
Het is van het grootste belang dat we als samenleving oog
en waardering hebben voor het risicovolle werk dat onze
Nederlandse militairen - namens ons allen - buiten onze
grenzen in de wereld doen.
Dames en heren,
Een Indië-veteraan schrijft:
"In december 1949, net voor de Kerst, kwam ik na meer
dan drie jaar weer in Nederland terug.
Mijn vierjarig dochtertje vroeg: 'Wie is die meneer?'"
Zulke berichten raken me diep. Ik begrijp dat mensen
dergelijke ervaringen een leven lang met zich meedragen.
Pijn kent geen tijdslimiet.
U bent hier allemaal met uw eigen herinneringen. Uw eigen
emoties. Uw eigen beelden van wapenbroeders of geliefden
die in de strijd zijn gebleven. Toch staat u niet alleen.
U bent verbonden door het besef dat die periode, met alles
wat daarin gebeurd is, niet vergeten mag worden. We hebben
u nodig om ons uw verhalen te blijven vertellen. Want uw
verhaal is en blijft ook ons verhaal.
Laten we hier, vandaag, bij dit monument, met respect en
met liefde al diegenen herdenken die in de jaren 1945 tot
en met 1962 ver van huis in Nederlands-Indië of Nieuw
Guinea zijn gevallen.
|