- Vanmorgen ben ik met 1-II-6 R.I. mee geweest.
Deze compagnie stond onder commando van luitenant Counet uit de Burgemeester van de Kroonstraat 14 in
Hoensbroek, 'n hoorbare geboren Maastrichtenaar. De opvolgende
compagniescommandant was luitenant Meyer uit de Laanstraat 32 in Baarn
Ze hadden het niet zo gemakkelijk gehad. Sinds het begin van de politionele actie.
Iedereen breekt over dat woord hier gewoon z'n nek ~was de speld met het vlaggetje, dat hun
nummer droeg, tamelijk vaak op de kaart verhuisd. Eerst een week in Ambarawa, zuid van
Semarang, toen naar het westen, naar Kaliwoenggoe; via Weleri verder naar het westen tot
Soeba, waarbij ze zo'n vijftien kilometer te voet de bergen in konden en er in de open lucht moesten overnachten, weer terug naar Semarang en vandaar naar
Salatiga.
- lk zag ze daar na zonsondergang binnenkomen. Een lange, lange colonne trucks, de koplampen als gele moede ogen
in de dichte stofwolk.De branie was er op die avond wel een beetje uit en een heel stel van die jongens liet zich meteen moe in het
grasgazon voor het afgebrande hotel "Kalitaman" vallen. lk kon nauwelijks meer te weten komen, dan dat ze nog niet eens gegeten
hadden. Maar dat werd beter, toen ze hoorden dat ze voorlopig in Salatiga zouden blijven.Ze pakten weer alles uit en zwoegden de dag daarop
tot des avond heel laat, om hun kwartieren in orde te krijgen.
Die compagnie, die de dag daarop order kreeg om meteen verder te trekken, stond zwijgend
in de rij bij de keuken
om een pak boterhammen in ontvangst te nemen. Een grote drom soldaten,in geheel verschoten bijna geel geworden, afgewassen jungleoveralls.
Iemand zei met een paar uitroeptekens: ,Ik pak nooit meer uit!"Maar overal, waar je komt, hebben ze natuurlijk toch weer iets gek
Hier liep zo ongeveer de helft met witte rare petjes op, die ik niet direct thuis kon brengen tot ze me uitlegden,dat het zomerpetten van
Jappen-officieren waren. Waarschijnlijk gaat nu ook de communistische interpellanten een licht op, die er immers zo zeker van waren, dat
Japanse officieren in de koloniale" legers waren. Ze hadden ze hier in Salatiga kunnen vinden, hun petten tenminste maar toen we
uitrukten werd deze nieuwe aanwinst veilig opgeborgen bij de andere souvenirs. (Er zijn jongens, die een ontzaglijke verzameling
republikeinse legerdistinctieven hebben, maar weer ter geruststelling van de schreeuwers in Holland: niemand mag hieruit concluderen, dat ze de voormalige
bezitters eerst aan hun koloniale spiesen hebben geprikt).
Ik zat in de eerste jeep en achter ons kwamen vijf grote trucks. De krijtopschriften op die vrachtwagens waren gedeeltelijk onleesbaar, maar op de eerste, waar bijna uitsluitend
Limburgers op stonden (en een_Bossche koek!") had iemand met grote letters,S
olo~Djokjaexpres" gekalkt, met alle namen van de plaatsen, waar ze geweest waren. De lange rij namen
waren zeer origineel van spelling.
Terwijl wij wegreden begon Cor Braspenning uit Sprang Capelle z'n walkie-talkie af te stemmen.
,,Bras" was wel zo Brabants, dat alle Capellenaars zelfs in z'n Maleis allerlei vertrouwde klanken zouden hebben teruggevonden, maar bij het uitzenden der afstemsignalen deed hij erg
z'n best, en daar kwam, John' een" in de lucht, prompt gevolgd door John twee" en, drie", tot hij toen alles oké was,
John een, twee en drie" weer uit de lucht duwde. Zelden zal een Capellenaar magischer woorden in z'n keelmicrofoon gesproken hebben dan
,Oke?oke... ga mar'uit de lucht..."
Het was een aardige jongen.
Voorbij Bringgin pikten we de waarnemers en verbindingsstaf van de C-batterij 2-II-R.V.A. op. Het waren zeven December~artilleristen en hun commandant was kapitein
Bottema van de Stadionweg 210 in Amsterdam. De brug verderop was kapot, maar we reden met een omweg door een grote onderneming (rubber en cacao) naar een kleinere kalibrug, die... ook kapot was.
Vanzelfsprekend had majoor Hoogenraad gewoon orders gekregen om die kapotte brug te herstellen, maar toch vond ik het aardig, dat de jongens van zijn onderdeel zich 'n ongeluk zwoegden met balken en planken om de voorlopige overgang klaar te krijgen. Ze werkten zo
hard voor ons, dat een knaap met een pikhouweel me bijna de kin afsloeg. Een paar uur vroeger waren ze bovendien de weg, die wij zouden nemen al een eind op geweest. ,Er zit niks verderop,.." zei de majoor .alleen wat versperringen... alle kampongs zijn leeg..." Ik vond het een best bericht. Eerlijk gezegd ben ik nooit zo wild geweest op al dat geschiet.
"Laten we nou eens een tam wandelingetje maken met de Maasbode naar hoe-heet-dat-gat-ook-weer",zei iemand, die heel hard gelachen had, toen dat pikhouweel bijna een eind maakte aan
een-hoe-schoon-bloeiend-en-veelbelovend-leven. Omdat er toch niks zat, ging ik stoer met het eerste peloton mee naar voren. Het is maar een weet, maar aan deze fiere tactiek dank ik hier de naam een moedig man te zijn.
Het kwam echter weer eens helemaal anders uit, en die geruststellende majoor was net niet ver genoeg gaan verkennen.
We trokken aan weerszijden van de weg langs de doodstille kampongs. Alles volkomen verlaten en leeg.
Kampong in de ochtend. Er is nauwelijks iets mooiers dan deze stilte, mild van glinsterende dauw groengoud zevend door een dichte haag van bloeiende slingerplanten. Grote wonderlijke
rode kelkbloemen, verderop in weelderige trossen de paarse en rode bougainville...
Nauwelijks wuiven de kronen der klapperpalmen... Het geheim van de nacht aarzelt nog na en in deze aarzeling het gekoer van een houtduif... De eerste paar honderd meter gebeurde er
niets. De paar soldaten voor me, hadden het geweer in de aanslag, maar het was zo doodstil, dat het plotseling wilde vuren van onze
brenschutter, die zich had laten vallen, me ongeveer hartkloppingen bezorgde. Twee felle scheurende vuurstoten en daarna dieper stilte... De
houtduiven koerden weer en iedereen wachtte.
Opnieuw schoten, twee drie... het laatste verdwaald achteraan...
We liggen langs de kant van de weg. Iemand laat zich vallen, zeg ,,ik ga lekker dicht bij de hospik liggen..." en wordt prompt naar voren gecommandeerd. Luitenant Meijer springt van dekking naar dekking kruipt even later naast de
brenschutter.
Ergens kraait een haan, een vogel vliegt tjilpend over... iedereen denkt driekwart onbewust:,Nou gaat het beginnen..." en dat het vogelgeluid absurd is in deze stilte.,,Bras" krijgt een bericht opgegeven: ,Vijandelijke patrouille van drie man op C. T. 08-8-8-44.
,Bras" herhaalt, gaat dan de lucht in: ,Hallo John twee, hallo John twee, hier bericht voor u... Over ...?
Het is zo doodstil, dat een ogenblik het metalen antwoord hoorbaar in de koptelefoon; dan: ,Hallo John twee, hier volgt het bericht...Majoor
Venendaal:"Moens, hebde nog kunne
waarneme of er iets geraakt is?"
Het antwoord van de brenschutter kan ik niet verstaan. Voorwaarts. De pelotonscommandanten moeten telkens de zaak uit elkaar gooien. Het is steeds hetzelfde. Men wil nu bij elkaar zijn; men trapt sinds het ogenblik, dat de vijand
gesignaleerd is in een vacuum een volkomen leegte vol dreigingen. Elke stap kan... "Hedde oe potlood bij oe?" vraagt iemand, die langs komt en een ander die nu reeds
drijfnat is van het transpireren, scheldt, dat het zo langzaam gaat...
Telkens stopt de colonne. Versperringen... steeds meer versperringen De kampong is weer doodstil. De weg stijgt en daalt en wanneer De spits een nieuwe top nadert, gaat het nog voorzichtiger.
Schoten! Een nijdig ,pets?pets" ergens vanuit het zijterrein. ,Sniper" hoor ik naast me en meteen schiet een stengun uit. Het wordt donderen, het hele eind. We zijn nauwelijks een derde opgerukt. Iemand scheldt
hard en zenuwachtig op de brenschutter."Waar zit jij nou! Schiet toch op." Het wordt donderen", zegt iemand onverschillig.
,,Nou schiet toch op doorlopen... doorlopen!"Het tempo wordt sneller, maar wanneer we voor Rembes opnieuw van alle kanten vuur krijgen, komt een achter ons liggend peloton over het onze heen gerold en wijkt rechts de weg af. Kampong in. Ze zijn meteen verdwenen. Iedereen rent nu... Alles schiet, maar in de stilte
van de onverwachte vuurpauze, steeds weer 't tergend, pets" van sniperschoten.
We moeten verder Ja wat dacht jij dan!" We gaan verder. ',Rustig in een kalm tempo door...",,Oke"
In de verte breekt de donder plotseling los... Artillerie? We aarzelen opnieuw. Het zijn in ieder geval geen mortieren.
"Daar gaat weer een brug de lucht in," zegt iemand naast me.
Opnieuw. ontploffingen ver weg.. "Er is vijftig meter verderop een tankversperring, doorgeven.. Tegelijk ontvangen we vuur ,recht vooruit, vanachter de tankversperring. lk laat me opnieuw vallen. ,Denk eraan, dat
je naar rechts beveiligd" Wat is dat voor een tankval? Ik wil het zien. Wat men niet ziet, laat nu teveel ruimte aan de verbeelding. Je kunt beter weten, wat je te wachten staat. ,
Daar, daar!!" schreeuwt iemand. ,Daar verd... onder de bomen zitten ze... Mortiervuur! Waar is onze mortier?" Weer hijgende jongens die gebukt naar voren komen rennen. Ze laten zich
aan de andere kant van de weg vallen, vlak bij me. ,Vier granaten is genoeg. Gauw"
Een metalen geluid alsof een nauwsluitend deksel van 'n melkbus wordt afgetrokken, maar veel harder, daar gaat de, eerste. Nog een, nog een... De vierde deugt niet, ,gooi direct maar in een kali". Dan... verder weg dan de eerste inslag... Het vijandelijk vuur verplaatst
zich naar rechts, de kampong in. Nieuw peloton komt van achter, zwenkt erop af. Das veuls te ver weg"... schreeuwt een zenuwachtige stem...We moeten verder.
Ik zie de tankversperring. Een aantal ijzeren dwarsliggers, driekwart in de grond. ,Kijk uit voor mijnen."
Weer vuur. Het houdt niet op. Naast me tegen de berm van de weg ligt een jongen met een grote klewang opzij. Hij vertelt me, dat hij van Zaamslag komt. Hij heet
Jaap van der Hooft.
Ik vraag hem, of er nog meer Zeeuws V1amingen bij zijn.
"Een van Kloosterzande", zegt ie,"een jongen die Miel Kint heet..." Ik kan me vergissen, maar ik vermoed, dat het familie van me is, en al is het nu niet zo ideaal, stel je voor, dat ik bij het volgende stootje vijandelijk vuur boven op 'm val in
de sloot en ,Dag volle neef" zeg. Achter me liggen de artilleristen met de radioset. Kees Maas uit Uitgeest van de Middelweg 87, die niet gelooft, dat ik voor de krant dergelijk ,gekkenwerk" doe en denkt, dat ik 'm voor de gek houd. De achterste twee zijn jongens, die nog geen maand geleden in Semarang
aankwamen, vers uit Holland. Het is de eerste keer, dat ze vuur krijgen. De ene heet Krijn van Putten uit Goeree Overflakkee
(Sommelsdijk) en die knaap, die heel plat in de sloot ligt komt uit Sliedrecht (,,die opgebaggerde stad" hoor ik spotten) en heet
Joop Lavooi Hij is
z'n pet kwijt en zegt: ,Kan ik gelijk een insameling uitschrijve..." "Het valt nogal mee, he jongens?" Ze zeggen allebei: ,ja".
Het vuren gaat onverminderd door, maar de meeste schoten komen toch van onze kant."We krijgen artillerie... dat zal wel helpen..".
Uit een groepje vlak voor me staat een jongen recht, die z'n veldfles kwijt is. Hij zanikt aan een stuk door over die veldfles tot een ander kregel wordt en roept: ,Leg niet te kletse
over die veldfles. Hou je liever gedekt, anders schieten ze jou nog door je veldfles..."
,,We zullen nog een Dushkind roken voor de kalmte... "Laten ze 'm maar smeren. Die weg zijn, schieten ook niet meer op ons..."
,,Hallo John drie... hallo John drie... Zend uw berichten, zend uw berichten. Over... Geen antwoord.
,,Hallo John drie, hallo John drie..."???Wat zijn dat voor klorissen" sakkerjuut Bras "die zitten weer 's van onder de klapper te zenden... Ik verstao d'r geen klap van."
.,Pets!" ,,Dao zeen wiejer pater in de weeg mit buim... (daar zijn verderop gaten in de weg met bomen ) ".
Uit de kampong rechts klinkt geschreeuw. ,,We gaan stormen..."
Iedereen richt zich half op, een vent met een brengun, zo kapotmoe dat z'n adem telkens snikkend naar binnenschiet, komt naar voren gehold.
Ook dat nog. In looppas naar voren! Ik had m'n jungle overall aan en daaronder een onderbroek, die te wijd was. Het ding was tijdens al dat dekken, opstaan, hollen en weer dekken, zover naar beneden gezakt, dat de
bovenband om m'n knieën zat.
En zo stormt de Maasbode aan het hoofd van een grinnikende menigte een eind vooruit, liet zich in de eerste de beste nieuwe dekking neerploffen en sjorde aan die onderbroek.
"Ik geef u de kaartcoördinaten..." zegt de artillerieset naast me In de microfoon klinken cijfercombinaties. Eindelijk,... onze artillerie komt helpen.
,,Het is nog een goeie kilometer," zegt iemand. We zijn doodmoe.
Dan dondert het ver achter ons, twee, drie maal en onmiddellijk iedereen bukt onwillekeurig nog dieper. het seifelen van de granaten... stilte. Voor ons beuken de inslagen. Ze liggen links op een kampongrand. Ik zie een klapperboom doorknappen in een
grote gele stofwolk.
Nieuw salvo... Ondertussen krijgen wij bevel ons klaar te maken voor een nieuwe start. "Ze moesten je bier een hele dag laten liggen..." zegt
een brenschutter, terwijl hij nieuwe
houders vult. Onmiddellijk als de artillerie ophoudt met vuren, komt ons voorste peloton de kampongrand uit. Links een lange verlaten spoorbaan. Het viaduct rechts is opgeblazen. We rennen de steile spoorberm af, steken haastig de rails over, klimmen en staan weer op de weg
Het is overal doodstil. Er gebeurt niets meer.
Gebeurt er niets meer? Ons peloton loopt traag en behoedzaam langs de eerste verlaten kamponghuisjes. Op een helling staan kapokbomen. Het hele dal links is gevuld met kapokbomen
"Hub ze det ooch geheurd, vir zin van de Veiligheidsraod, jong..."
De voorste man steekt zijn hand op. Hij heeft een nieuw hoogtepunt in de weg bereikt. "..Er komt iets onze kant
op..." wordt doorgegeven. Weer moeilijkheden? Iemand grijpt reeds
steviger naar zijn geweer. Dan …komt op zijn dooie gemak ….een paard om de bocht van de hellende weg. Een loslopend kampongpaard. Het is een volkomen dwaas
gezicht hier op deze geheel verlaten weg….
We klimmen over nieuwe boomstammen. Ze hebben hier gekapt als gekken en er zijn bomen bij van een kleine meter middellijn.
Uit een volgende brug is het wegdek verwijderd. Iedereen jongleert de stalen ribben over, die het plantenwegdek droegen en om de volgende bocht van de weg liggen eensklaps de eerste kamponghuisjes.
Zes kilometer van Bringgin.
We hebben vijf kilometer gelopen………Meer dan twee en een half uur.
Er is een Javaan achtergebleven in de kampong. Hij zit laaggehurkt bij zijn kamponghuisje. Hij groet zeer eerbiedig ,Tabeh" en we roepen hem. Gerrie de Groot uit Ten Eschen bij
Voerendaal begint in een zo zacht vloeiend Limburgs Javaans met hem te praten, dat de man meteen gerust gesteld is. Hij krijgt zijn eerste sigaret (vervelende propaganda. weet ik
wel, en nog vervelender omdat iedere jongen deze morgen veertien sigaretten gekregen heeft, waar hij waarschijnlijk drie dagen mee toe moet) en later mag hij (nog vervelender, weet ik) een zuurtje komen halen bij de man van de radioset, maar dat durft hij niet, want hij ziet
de zender en de lange antennevoelspriet en de koptelefoon; en hij is zeer bang.
Daarna brengt hij ons water. Voor alle veiligheid mag hij zelf eerst drinken. Dan gaat de ,kendi" ('n aardewerken drinkkruikje met giet~ tuit, waarin het water altijd koel blijft)
rond. Iedereen giet het water in z'n mond, maar natuurlijk is er weer een Gerrit bij, die perse dat giettuitje in z'n mond wil houden. De oude vertelt dat hij practisch de enige is, die niet geëvacueerd werd. De rest moest
eergisteravond vertrekken.
Hoeveel soldaten van de republiek er waren weet hij niet, maar heel veel. De laatste dorstige veegt zijn mond af en concludeert: ,Als er nou vergif in dat gekke ding zit, ligt
morgen heel de Staf te crepere..." We trekken verder, posten worden uitgezet.
Een sergeant majoor van de inlichtingendienst, Gerlach, uit de van Spijkstraat 25 in , Groningen" is zo moe, dat hij op een aardewerken kruik gaat zitten en er door heen zakt.
Het zijn de enige brokken...
Dan komt van de walkie talkie plotseling de verlossende boodschap: ,,Er kan een broodmaaltijd genuttigd worden ... "
Iedereen lacht en vindt de formulering idioot, het lijkt wel of 't een manoeuvre is geweest. We eten traag de ,broodmaaltijd".
De mijne bestaat uit brood met spiegelei en brood met appelstroop. Alles is volkomen doorweekt van het sap van twee overrijpe djerocks
(mandarijnen), die volkomen tot moes gevallen zijn, toen ik voor de zoveelste keer moest dekken. Tot overmaat van ramp zat er ook een los stuk zeep in dezelfde zak. Ik eet
schuimbekkend een combinatie van mandarijn, spiegelei, appelstroop en brood... Nog een wonder dat die walkie
talkie?aanwijzing niet besloot met: ,smakelijk eten".
Van verderop komen de eerste meldingen binnen, dat de tegenpartij langs een omweg weer op komt zetten.
We horen dat de stoottroep van uit het Noorden Kedoengdjati aan het pikken zijn en waarschijnlijk door zullen komen naar het kleine stationnetje bij de kampong, die wij
hebben bevrijd. Daarmee zou dan de spoorlijn van Semarang Zuidelijk tot Ambarawa vrij zijn.
Het stationnetje, waar wij nu zitten, is zo klein, dat 't op geen enkele gewone kaart staat. Op de stafkaart wordt alleen een vlaggetje verplaatst van Salatiga naar dit plaatsje: een
kleine groene vlek, waarbij de naam: Poesoer.
Dat is alles.
J.W. Hofwijk
Journalist Maasbode.
Uit het boek: Blubber.
|