Bataljon met een eervolle naam  II-6 RI

Verdedigers van West Semarang - Pacificators van Salatiga.

 
 
Ook zij Vertrekken!!
Ook voor 2-6 RI is de dag van vertrek naar Nederland aangebroken. 
Het "Zesde" , het regiment van "de Kapotte Schoen", bestaat uit Brabanders en Limburgers, die zich na de bevrijding van
het Zuiden van Nederland in October 1944 spontaan meldden om de gehate bezetter uit ons land te verjagen . Eendeels zijn het werkers uit de illegale verzetsgroepen, anderdeels jonge mannen, die zich direct bij de B.S. aansloten. Zij hielden de wacht langs de Maas met hun geallieerde wapenbroeders en lagen ook voor een deel in Duitsland. Velen waren oud-militairen, maar het merendeel bestond uit jonge kerels die nimmer konings wapenrok hadden gedragen . Training en opleiding voor de komende taak was dus een gebiedende eis en zo werd op 10 april 1945 het eerste en op 15april 1945 het tweede bataljon opgericht. 6 RI, dat in vroegere tijden zoveel roemruchte wapenfeiten heeft bedreven, werd opnieuw opgericht. Het eerste bataljon, meest West Brabanders, ging naar Vught en het tweede bataljon Oost Brabanders en Limburgers trok voor opleiding naar Fournes in Frankrijk.
 Alhoewel oorspronkelijk gedacht werd, dat de O.V.W. bataljons als bezettingstroepen naar Duitsland zouden gaan,  er was immers het G.B.I. en de bezettingstroepen en de E.M., dat voor Indië bestemd was,  deden al spoedig geruchten de ronde dat Indië het toneel van de actie zou worden. De geruchten werden bewaarheid en in September 1945 kreeg de toenmalige commandant van 2-6 RI, majoor Janssen, de opdracht een bataljon voor Indië te formeren . 
Het oude 2-6 kon echter niet voldoende manschappen leveren en zo werd 1-6, dat onder commando stond van majoor De Wolf, aangezocht de ontbrekende plaatsen te vullen. Het eerste en het tweede werden samengesmolten en daaruit het bataljon voor Indië geformeerd. 14 October 1945 vertrok onder commando van majoor mr.P.C. Verheijen 2-6RI naar Engeland, om van daaruit haar reis naar Indië te ondernemen. 
Het verblijf in Engeland was slechts van korte duur en 28 October gingen we te Southampton scheeps.  
Malakka. 
Na een voorspoedige reis stapten we 21 November te Malakka aan land. De teleurstelling, dat we niet, althans nog niet, naar Indië mochten, was erg groot, maar toch zijn de maanden van na verblijf op Malakka van groot nut geweest . De modderbadplaats Morrib Beach werd ons als legerplaats aangewezen. Het zag er zo mooi uit. Vlak aan zee, tussen palmen en rubberbomen. Het leek op een ideaal vacantieoord, maar was dat allerminst. Een oud, verwaarloosd en vervuild jappenkamp. Wegen waren er niet en als je van de ene barak moest, zakte je tot over de enkels in de modder. Waterleiding, lichten en alle verdere nodige zaken ontbraken. Bedden waren er niet,  stoelen en tafels evenmin. We sliepen op de vloer tussen onze medebewoners: de bamboeratten. Maar er werd hard aangepakt en gepionierd. Successievelijk verdwenen modderpoelen en plassen; er werden wegen aangelegd en wie drie maanden 
later het kamp weer zag, kende het niet meer terug .

Semarang 
Zo vergingen enkele maanden en begin Maart kwam het heugelijke bericht: naar Java!! Met de "Sommelsdijk " kwam het Zesde op 12 Maart in Semarang aan. Wat zag alles er verlaten uit. Een gedeeltelijke verwoeste en uitgebrande haven; geruïneerde pakhuizen en een troosteloos verlaten Bodjong. De toko's, voor zover ze nog heel waren, waren dicht gespijkerd. Overal domineerde het rood-wit en de gebouwen stonden vol met opschriften in 't Maleis en het Engels en waren niet bepaald bedoeld om ons een welkom toe te roepen . Integendeel! Na enkele weken in het weeshuis op de Bodjon gelegerd te zijn geweest, werd 2-6 RI onder gebracht in het N.I.S.-gebouw, de Raad van Justitie en de Tijgervilla . De eerste weken werd met de Engelsen gepatrouilleerd en de omgeving verkend. Semarang was "out of Bounds", Bodjong en Tjandi uitgezonderd . Geleidelijk aan werden de Engelse posten overgenomen. Als eerste het vliegveld Kalibanteng. Veilig was het allerminst, want aanhoudend deed de republikeinse strijdmacht aanvallen. Boeloebrug, waterput, electrische krachtcentrale en station kwamen onder controle van het Zesde. Dit duurde tot de grote aanvallen op Semarang, rep. op 4 en 11 augustus. De toestand werd ernstig, de steeds opdringende vijandelijke eenheden verhoogden het gevaar voor de burgerij en de vijandelijke artillerie beschietingen van het vliegveld verhinderden het landen van vliegtuigen. Dit kon op den duur zo niet blijven. Het was een opluchting voor iedereen toen het Zesde de opdracht kreeg op te rukken en de veiligheid van Semarangs burgers te verzekeren. 
Inmiddels had majoor Verheijen op 9 Augustus 't commando neergelegd en werd hij opgevolgd door overste Welzenes. Successievelijk kwam de opmars naar het westen. Op 17 September werd het oude vliegveld "Kambang Haroem" bezet, op 20 September volgde Karanganjar en op 23 September Persilan. De acties hadden door de snelle uitvoering een vlot verloop, mede dank zij de steun van 2-13 en 1 RS. Met man en macht werd geploeterd om de stellingen voor de verdediging gereed te krijgen. Het was geen gemakkelijke taak, te meer niet, om dat de bevolking uit het voorterrein - het terroriseren der extreministen moede- bij honderden de bescherming der Nederlanders kwam in roepen en zich achter de Nederlandse linies in veiligheid wilde stellen. De honderden werden duizenden en de menslievendheid en de hulpvaardigheid, die de"Moordenaars O.V.W.ers" in die dagen aan de dag hebben gelegd, verdienen een eresaluut. 
Enkele maanden van toezien en lijdens afwachten gingen voorbij. Toen kwam de Juli-maand, de maand van de politionele actie. 21 Juli braken de Tijgers los. En we kunnen ons allen nog herinneren hoe vlot en bijna zonder tegenstand de opmars verliep. Terwijl het dertiende. de Stoottroepen, de beide bataljons van het zevende, bijgestaan door andere onderdelen der T Brigade naar Zuid en Oost oprukten, hield het Zesde zich onledig met het ruimen van hindernissen in het westen. Hierbij hadden zij niet genoeg te waarderen hulp van de 5e Veldgenie.
 
Het Zesde had bij de bevolking een goede naam en ondubbelzinnig is dit gebleken tijdens de opmars. Overal werden zij blijde toegejuicht en dapper hielp de bevolking mee om de versperringen op te ruimen. Lang van te voren reeds had de bevolking gesmeekt om bevrijding, -lang van te voren reeds waren zij er van overtuigd, dat de Nederlanders niet gekomen waren om hen te onderdrukken, maar om veiligheid te waarborgen en de onderdrukte bevolking te helpen. Het werd een zegetocht voor het Zesde. 
Zij waren in werkelijkheid de bevrijders. In het westen was de bevolking niet gevlucht, zoals overal elders het geval was. Zij kenden het Zesde en wisten, dat haar komst hen van het republikeins juk zouden verlossen.En de hele opmars heeft aan 6 RI geen enkel slachtoffer gekost. Na bezetting van Kaliwoengoe volgde Weleri en in de namiddag van 4 augustus kwam te Soebah de verbinding met de W brigade tot stand. Midden en West Java waren verbonden. Op 5 augustus trok het Zesde uit Weleri weg om zich te Salatiga bij de T brigade te voegen. 
Het verblijf in Weleri had echter nog een avontuurtje, dat gelukkig goed is afgelopen. Op zekere dag kwamen in Weleri drie dames van het Rode Kruis, onder wie mevrouw van Langen. Enkelen van het Zesde zouden als escorte mee terug gaan. De chauffeur  vergiste zich in de weg en in plaats van in Kaliwoegoe kwam het gezelschap in Kendal terecht. Dit was nog Republikeins gebied. De vergissing werd pas gemerkt toen de aanwezigheid van Nederlandse militairen geen spoor viel te bekennen en het overal wemelde van rood-witte vlaggen. Onmiddellijk werd gedraaid en met grote vaart teruggereden. De dames zagen wat wit om de neus, maar  kwamen heelhuids weer in Semarang terug.
 
 
Nieuw terrein 
Salatiga. Hier geen juichende bevolking, slechts troosteloze verlatenheid alom. Afgebrande huizen, verlaten Sawahs. Het was er de eerste dagen verre van veilig. Steeds kwamen groepjes rampokkers het stadsgebied binnendringen en staken hier en daar de huizen in brand. Het einde van de politionele actie en het wapenstilstandsverdrag bleken weer niet te bestaan. Het Zesde lag in Salatiga, het dertiende en de stoters op de grensposten. Na enkele weken werd het Dertiende uit de brigade genomen en moest elders haar taak gaan vervullen. Zoals vroeger in Semarang moest ook nu weer handelend worden opgetreden en moest Salatiga veilig worden gesteld. En het Zesde rukte weer op en bezette Dadapajam, Wiroe, Tempoeran, Reksosari en Tingkir-Tengah. Opnieuw begon de zenuwslopende tijd van actie en patrouilles. Telkens weer werden de wegen naar de buitenposten ondermijnd en het mag een wonder heten, dat het Zesde bij al die mijnongevallen geen doden heeft hoeven te betreuren. 
Acties en patrouilles: Het cijfer; 1600 patrouilles in negen maanden spreekt boekdelen!!!!!!!!!! Inmiddels had bij het Zesde wederom een commandowisseling plaats. Overste van Welzenes vertrok naar Batavia en majoor Koerselmans nam zijn taak over. De stoters vertrokken naar Nederland en het Zesde nam de posten Karangdoeren , Setoegoer, Toentang. Telego en Djelok over. Intussen was 5-5 RI uit Nederland gearriveerd en het zesde kreeg naast pacificering en patrouilles nog een taak: opleiding van het nieuw aangekomen bataljon. Met de dag werd het rustiger en de van elders terugkerende bevolking groeide zienderogen. Wie thans in de sector Salatiga rond rijdt, ziet overal een beeld van toenemende welvaart, van culturele en economische opbouw.
 
Hun taak. 
Herstellen van recht en veiligheid, pacificatie van de bevrijde gebieden; ziedaar de taak welke het Zesde was toebedeeld en welke taak zij tot volle tevredenheid van iedereen heeft ten uitvoer gebracht. Met gerechtvaardigde trots kan 2-6 RI op haar volbrachte taak hierop terugzien; met volle tevredenheid kan zij terugdenken aan al het mooie en goede wat tot stand is gebracht. Het Zesde viert haar derde verjaardag en zij viert dat met een afscheidsfeest. En er is alle reden tot vreugde om dit feest. Wij gaan heen; mogen zij, die ons opvolgen, de door ons begonnen taak voortzetten en dat doen met hetzelfde enthousiasme. En hetzelfde niet te versagen doorzettingsvermogen, dat altijd het kenmerk van de het Zesde is geweest.


Dit schrijven door Jan van Asseldonk is geplaatst in het dagblad "De Locomotief" op 17 april 1948. Het dagblad voor midden Java en Semarang.

                terug naar verhalen  /  terug naar index