-
- Zaterdag 21 januari 1995
Limburgs nieuwsblad
-
-
- Peyenaar vertelt zijn verhaal over de
bevrijding
-
- .Verslag van een ooggetuige
-
-
- Nijmegen/ Echt. Afgelopen dinsdag, klokslag
zeven uur ’s avonds klonken in Echt en omgeving, net als vijftig jaar
geleden, de bevrijdingsklokken. Destijds verspreidden ze een signaal ter
afsluiting van een donker tijdperk, gekenmerkt door dood, verderf, armoede
en geweld. Tegelijkertijd werd een nieuwe periode van vrede en
verdraagzaamheid ingeluid.
Thema’s die ook in deze tijd actueel zijn. In dit opzicht stond het
recente klokkengeluid beslist niet alleen in het teken van de opening van de
Echter bevrijdingsfeesten. Dat blijkt ook uit de tentoonstelling, die
diezelfde dinsdag geopend werd in het gemeentemuseum , gevestigd boven in
het voormalige gemeentehuis aan de Plats.
-
- Wie zijn blik langs de diverse panelen met
foto’s en archiefmateriaal uit de Tweede Wereldoorlog laat gaan en de
moeite neemt de videofilm over de bevrijding te bekijken, die speciaal voor
deze gelegenheid werd samengesteld, kan niet ontkomen aan de gedachten dat
het feest niet alleen de aandacht vestigt op het verleden. Het is ook een
boodschap voor de toekomst, verklaart een woordvoerder van het museum.
Op enkele panelen zijn kranten uit de dertiger jaren te zien, die
naarmate het decennium vordert naar de veertiger jaren, steeds
extremistischer en propagandistischer worden.
-
- Hoewel de tentoonstelling zeker tot de
verbeelding spreekt , is het verhaal van de burger die de oorlog
en bevrijding aan
den lijve heeft meegemaakt het meest indrukwekkend. De getuigenissen
zijn het enige levende bewijs dat er bestaat. Er zijn maar weinigen die hun
verhaal over de gebeurtenissen rond “ Operation Blackcock”kunnen
navertellen.
-
- De sinds de bevrijding in Nijmegen
woonachtige Peyenaar Jo Princen herinnert zich de historische invasie van de
Engelsen in de Roermonddriehoek, het gebied tussen Heinsberg, Roermond en
Maaseik, nog als de dag van gisteren. De spannende, doodsbedreigende
situaties tijdens zijn toch van Posterholt naar zijn
thuis in Pey, het eindeloze geluk niet te zijn ontdekt door de Duitse
Wehrmacht, en de ellende die de oorlog overal met zich meebracht. Zijn
verhaal.:
-
- Vaak denk ik terug aan de tijd dat ik mij
als jongen van amper twintig jaar moest verstoppen voor de Duitsers, Over de
grens te werk gesteld in de Arbeidseinsatz , zoals de meeste jongens van
mijn leeftijd had ik er na een half jaar genoeg van. Ik vluchtte terug naar
Nederland en dook onder.
-
-
- Mijn zuster, die in Pey-Echt woonde, nam
mij op. Niet lang daarna kwam ik in contact met de ondergrondse. Die
bezorgde mij valse papieren en een onderduikadres bij een boer in
Diergaarder. ’s Nachts sliep ik in een kelder. Overdag hielp ik met het
boerenwerk.
-
- Het werd een stuk moeilijker toen de
geallieerde opmars stuitte voor Susteren. Er kwamen steeds meer Duitsers. Ze
dwongen de mannen mee te helpen met het maken van verdedigingswerken.
Razzia’s waren aan de orde van de dag. Ik weet nog dat ik mij samen
met een andere verzetsman bij een andere verzetsman bij een van de
razzia’s boven op de vliering verstopt had, ieder met het geweer in
aanslag. Wachtend tot we zouden worden ontdekt. Gelukkig gebeurde dit niet.
Het leed zou niet te overzien zijn geweest.
-
- Vlak voor de winter, begin december’44,
moest iedereen uit Pey en omgeving evacueren. Samen met het gezin van mijn
zuster vond ik onderdak in de woning van een douanier in de gemeente
Posterholt. Ook hier waren veel
razzia’s , maar ik had blijkblaar een goede beschermengel.
Elke keer wist ik mij te verstoppen en uit de handen van de bezetter
te blijven.
-
- Rond de kerstdagen was het een beroerde
tijd. Geruchten over op handen zijnde tegenacties van de Duitsers als
antwoord op de geallieerde opmars deden de ronde. Je konhet duidelijk
zien aan de troepenverplaatsing van de Duitsers. Veelvuldig bulderden zwaar
oorlogsmaterieel en pantservoertuigen door de straat waar wij woonden. Later
hoorde je berichten dat er zwaar gevochten werd in de Belgische Ardennen
waar Duitse troepen probeerden een wig te drijven in de geallieerde opmars
naar het noorden. Aan de
ontredderde Duitsers die op hun weg terug voorbij kwamen, kon je zien dat
het niet goed ging met de overheerser.
-
-
- Na enkele weken in spanning te hebben
gezeten konden een paar jongens en ik het niet meer uithouden en besloten we
door de linies te komen. Via Posterholt gingen we op weg naar Diergaarde.
Het werd een lange, spannende tocht langs beschutte trajecten. Halverwege
kwamen we uit het bos om een akker over te steken. Het leek voorspoedig te
gaan, tot het moment dat we werden bestookt door een kanonvuur dat zo hevig
was dat we liggend in een greppel de scherven om ons heen zagen
vliegen. Een van de jongens kreeg zelfs een bloedneus door de
luchtdrukverschillen onder invloed van de explosies.
-
- Na een uur in doodsangst te hebben
verkeerd, keerden we terug naar de bosrand. De jongen met de bloedneus
durfde niet verder en keerde
terug naar Posterholt.
- Met zijn tweeën gingen we door. Uit
veiligheidsoverwegingen besloten we voorlopig de bosrand te blijven volgen.
Tegen de avond bereikten we opgelucht St.Joost.
Wat ik mij hiervan herinner is een groepje huizen en boerderijen bij
elkaar. De inwoners van het plaatsje zaten allemaal in de schuilkelders.
Sjaak, mijn metgezel en ik vroegen aan een bewoner of we bij hen mochten
blijven. Zo werden we naar de schuilplek geleid. Wat we die nacht hebben
meegemaakt vergeet ik de rest van mijn leven niet meer. Zelfs nu , vijftig
jaar later, komt alles terug alsof het gisteren gebeurde. In de kelder zaten
meer mensen die ook onder vuur hadden gelegen. Een vrouw was tijdens de
beschieting geraakt en lag ernstig gewond in de kelder met slechts een jurk
aan. Omdat het koud was gaf ik haar mijn jasje. Alles wees erop dat er die
dag iets ging gebeuren. Plotseling hoorden we schreeuwen en geweervuur. Toen
zagen we de eerste geallieerde soldaten de schuilplaats binnenkomen. Ze
gaven ons wat sigaretten en chocolade. Ineens kwamen echter als uit niets
echter de Duitsers weer op het strijdtoneel en werden de geallieerden
gevangen genomen. Ook ik en Sjaak werden opgepakt. Buiten overlegden de
Duitsers wat ze met ons zouden doen. Enkele veronderstelden dat we
partisanen waren. Gelukkig waren er wat oudere Duitsers. We konden ze
overtuigen dat het onze moeder was die zwaar gewond in de kelder lag en onze
hulp nodig had. Wonder boven wonder lieten ze ons terug gaan.
-
- Tegen de morgen hoorden we weer schieten.
Een Engelse stem riep dat alle burgers uit de kelder moesten komen. Ik nam
de gewonde vrouw op mijn armen en droeg haar naar boven. Toen ik de soldaat
in de doorgang vroeg om een arts, antwoordde hij dat we weg moester en ons
zo snel mogelijk richting Echt moesten begeven. Met de gewonde vrouw in mijn
armen en haar echtgenoot op sleeptouw, liepen we vervolgens door het veld
naar de eerste huizen van Echt.
-
- Bij een huis waar toevallig kennissen van
het echtpaar woonden, lieten Sjaak en ik hen achter. Eenmaal in Echt werden
Sjaak en ik opgevangen in het Ursulinenklooster, dat dienst deed als
opvang\centrum. Enkele ogenblikken later werd ons gevraagd of wij meehielpen
mensen op te vangen die terug naar huis wilden.
- In het opvangcentrum ontmoetten we Mia en
Huub. Samen hebben we dag en nacht gewerkt om de honderden evacués op te
vangen die terugkwamen. Zij
kregen onderdag en voeding en werden ontluisd met DDT.
-
- Mia en Huub woonden vlakbij het
evacuatiebureau. Op een dag vroeg Mia of ik even met haar mee wilde komen.
Bij haar thuis zat een man die met zijn gewonde echtgenote bij ons de
schuilkelder zat. Hij vertelde dat zijn vrouw het niet gehaald had en aan
haar verwondingen was bezweken. Hij gaf me mijn jasje terug. Mijn paspoort
zat er nog in…….
-
- Ik weet niet meer hoe lang we nog bezig
zijn geweest met het opvangen van mensen. Toen het niet zo druk was en Mia
en Huub het alleen afkonden, gingen Sjaak en ik naar het wachtlokaal van de
Binnenlandse Strijdkrachten ( BS) , een café tussen Pey en Echt. We kregen
de opdracht patrouille te lopen en wacht te houden. Verschillende Duitsers
die zich in het bos verstopt hadden, kwamen zich bij ons melden en werden
krijgsgevangen gemaakt. Ook in Thorn liepen we een paar weken wacht. Via de
BS werden we vervolgens ingedeeld bij het 1-13-RI onderdeel te Maastricht.
Daarna bewaakten we een tijdlang benzinedepots en andere strategische
objecten in Duitsland.
-
- De verlossing van het juk van de Duitse
overheersing was een feit. Maar hoewel de
oorlog voorbij is, blijft de herinnering voor altijd in mijn geheugen
gegriefd. Vaak denk ik eraan terug. Aan de gebeurtenissen en de mensen van
het eerste uur bij de bevrijding van Echt.
-
- J.M. Princen , Nijmegen.
-
|