Een kort reisverslag aan boord van de Nieuw Amsterdam.
26 oct ‘45
Deze dag begint mijn reis naar N.O. Indië. Over deze reis en mijn indrukken wil ik hier enkele bijzonderheden neerleggen en wel in de vorm van brieven aan mijn vrouw. Ik heb mij heilig voorgenomen elke dag een brief aan mijn vrouw te schrijven, waarvan ik er ook veel wil versturen. Ik hoop op deze manier,hoewel ik bij het begin deze reis niet weet of hij interessant zal worden, toch een verhaal te krijgen, dat de juiste impressies weergeeft van een eerste reis naar onze Oost,
                                                  De Luitenant w.g. K. M v.Lonkhuizen
 
26 Oct ‘45
Lieve vrouw.
Op de vensterbank van een raam in de off. Lounge zit ik te schrijven. De dag was lang. Op een ongewoon nachtelijk uur klonk reeds de reveille in het uitgestrekte, donkere Engelse kamp. Er is nog veel te doen alvorens de compagnieën klaar zijn.  ze te 4.00 uur naar Southampton zullen vertrekken en overal zie je het licht in de barakken opgaan, terwijl enkele vroege reeds beginnen de kid-bags naar de garage te dragen. Ik heb een hele tijd rond getippeld, nadat onze bevordering,  een anderhalve maand te laat, hedenavond te 20.00 uur bekend gemaakt was, en ben daarna even op mijn bed gaan uit rusten .Van hier heb ik de trompet en het eerste geloop gehoord en rek me nu uit om de compagnieën te gaan wekken. Na het eten wordt in het nachtelijke duister appel geblazen en een half uurtje later marcheert onze compagnie af naar de algemene verzamelplaats. Hier is het even een gezoek naar de juiste plaatsen, maar omdat we dergelijke nachtelijke transporten reeds meermalen hadden meegemaakt was er na korte tijd reeds rapport uitgebracht. En begint het halve bataljon, zwaar bepakt doch vrolijk in het vooruitzicht van het spoedige vertrek, zijn mars van East Hampstaed naar  CrowThorn, waar we op de trein naar Southhampton gaan. Er zijn geen uitvallers; ieder houdt zich flink, hoewel het een flinke mars is met volle bepakking.
We komen, na een heerlijk dutje in de trein vlak voor het schip uit.
Hier weer even een gedrang maar spoedig verdwijnen al de compagnieën na elkaar in het schip. De kade is vrij smal en als we de deur van het station uitkomen, krijgen een goed idee van de hoogte en grote van de “Nieuw Amsterdam”, nu we er ineens zo vlak voor staan. Onze hut wordt ons meteen aangewezen. Het is oorspronkelijk een hut voor de hoogste vier personen geweest. En nu moeten er 20 officieren in. Dit geeft een goed idee va het vervoer van troepen op dergelijke schepen, vooral als men weet dat er u maar 5000 man op de “Nieuw Amsterdam”zijn, die accommodatie voor 8000 man heeft, terwijl ook wel eens 15.000 man mee vervoerd is. En het schip is een oude rot in dit soort werk. Het heeft, dit transportniet meegerekend, reeds ruim 350.000 troepen vervoerd in de oorlogsjaren. Vandaag hebben we een hele dag zo’n beetje op het schip rondgetold en hebben niets beleeft Jouw foto, waarvoor ik een lijstje had gekocht in Reading, was stuk, d.w.z. het glas van de lijst was gebroken, gelukkig niet de foto beschadigd. Hoe is het met jou. Ik verwacht elk ogenblik je telegram. Kom ze veel op Catij lijken, ook zo’n robbedoes worden?Ik ga slapen   Je Karel    
28 oct ‘45
Vanochtend bij het opstaan merkten we, dat we reeds vaarden. Om mijnenvelden te ontwijken zijn we eerst westelijk op gevaren steeds langs de kust van Zuid-Engeland. Het weer was eerst kalm, maar werd naarmate we de golf van Biscaje later op de avond naderden, ruwer en ging over in een storm ’s avonds laat in de golf zelf. Veel soldaten werden zeeziek.
Aanvankelijk merkte ik zelf er niets van, vooral niets terwijl ik op het schommelende dek aan het trainen was op de planknaden om zeebenen te krijgen, hetgeen me waarschijnlijk , om de ervaring op de vorige reizen opgedaan, heel aardig lukte. Dat ik nog al lang vrij bleef van zeeziekte werd juist mijn ongeluk. Want ik moest daardoor alle mogelijke diensten van collega’s overnemen en steeds binnen in het schip zijn. Zolang ik maar buiten in de wind kon zijn ging het. Toch heb ik het nog lang volgehouden “s Nachts echter toen het schip geweldig te keer ging en alles kaakte, was ik juist helemaal onderin en toen liep het mis. Ondanks dat heb ik mijn maaltijd ’s avonds niet verlopen doch ’s morgens was ik te beroerd om te gaan eten.
29 Oct ‘45
De hele dag is de zee woelig. De hele dag enigszins zeeziek tegen de avond echter ver genoeg opgeknapt om te eten. We naderden ’s middags Kaap Finisterre(Spanje) Het schip vandaag zo’n beetje weekend. Veel aan huis gedacht. Aan jou en de kinderen. Hoe gaat alles met het huis. Heb je al een ander ? Ik vraag me vaak af, wanneer ik het bericht van de geboorte krijg. Ze vragen me wel eens waar ik over sta te denken. Dan antwoord ik, een prop doorslikkend ‘ik denk dat mijn kleine al kan praten voor ik bericht van haar geboorte krijg. Ik ben deze keer vroeg gaan slapen.
30 oct ‘45
Vandaag zijn we de straat van Gibraltar gepasseerd. Het weer is beter, de zee vrij kalm. Beide zijden van de straat zijn duidelijk waarneembaar. Onuitwisbare indrukken heeft deze nog gebracht. Juist in het middaguur passeren we de straat en blijven uren varen met het zicht op beide werelddelen. Vele van deze indrukken zijn beschreven den 31 oct ‘45onder invloed van de impressies die de avond van de 30e mij bracht en zijn ook onder 31.oct enkele blz. terug te lezen.
31 Oct ‘45
Wanneer ik dit schrijf zijn er enkele dagen voorbij, dagen van het begin der reis met zeeziektes en massa’s indrukken, die heel moeilijk of zelfs helemaal niet zijn weer te geven. Ik heb daarom besloten, de gebeurtenissen van het vervolg der reis hier in korte punten aan te geven en die later in brieven uit te werken. Welke dan gebundeld kunnen worden.
Tot nu heb ik beroerde dagen gehad en pracht uren. Uren waarin ik heb gevoeld, dat waar je ook ter wereld bent, in welk gezelschap of onder welke omstandigheden, wanneer enkele of zoals in dit geval meerdere Nederlanders bijeen zijn, altijd voel je dat je vastgegroeid bent aan dat kleine waterlandje, dat je een mee bent. Een Nederlands liedje, een Nederlandse Vlag of alleen maar het horen van je moedertaal kan je gemoed doen volschieten, kan je de tranen in je ogen brengen.
Nooit zal ik de avond vergeten waarop wij vanaf het officiersdek neerzagen op het achterdek, de eerste avond, dat we in de middellandse zee waren. Het was prachtweer, een van die avonden die we in Holland alleen maar in de volle zomer kennen. Op het achterdek hadden zich vele soldaten verzameld, die waren gaan zitten in een kring, ondereen boordlamp, die het geheel fantastisch verlichtte, rond een klein podium gevormd door een van de ingebouwde hoeken van de grote manschappen slaapzaal .Op dit podium had zich van lieverlede een soldatenbandje gevormd. Zo maar, volkomen ongedwongen, natuurlijk. Ieder die een muziekinstrument bij zich had voegde zich erbij. Een reuze droogkomiek, stond uit het midden der kring op, toen er op een gegeven moment er een stille behoefte naar enige beweging ontstond. En er begon een muziekavond zoals ik er zelden een meegemaakt heb.
Vanuit het midden der kring ontstonden de indrukken, liedjes werden zomaar ŕ la improvisatie ten bate gegeven. Er werd gelachen, gegriend, gebruld, gezongen en alles zo ongedwongen, zo spontaan. En ook zo netjes, zodat ieder meedeed een liedje te doen slagen, er een minder gevoelig soldaat opstond om een liedje te gaan zingen, wat min of meer schunnig was, werd er eerst luidop, later hard geroepen en ten slotte gebruld, dat die knaap op moest houden En gaan zitten.
En dit alles klonk op tussen de zee-engte waar de twee  werelddelen elkaar naderen, Afrika en het oude Europa. Het geluid weerkaatste tussen de uit zee oprijzende bergen van Tanger en Spanje en stierf weg over de schuimkopjes der middellandse zeegolfjes, en werd opgenomen in de duistere oneindigheid van de nachtelijke subtropische zee, met zijn vele lichtjes van vissersscheepjes en lichtjes van uitgeworpen neten, die als kleine vuurvliegjes op de golfkopjes mee dobberden. En de tranen kwamen ons allen in de ogen, toen op het einde van deze pracht avond spontaan uit duizenden soldaten harten ontwrongen fel ons ouden Wilhelmus klonk over de zee en wegstierf tot ver over de stranden van beide werelddelen, opklimmend tegen de aan de horizon vervagende Berghellingen van het Spaanse hoogland en de Noord Afrikaanse gebergten.
31 oct ‘45
Deze dag heb ik vrijwel schrijvende doorgebracht zittende in de off. Lounge. We zijn steeds onder de kust van N.Afrika doorgevaren. Hetgeen en prachtig gezicht oplevert. Vele uren heb ik deze dag doorgebracht aan de reling en heb de typische bouw en verweerdheid van de oude gebergten in hun duidelijkste vorm waargenomen. De plooien in e gebergten van de atlas zijn zo mooi te zien, dat en soms, dacht een tekening uit “Gescher” voor zich te hebben.
1 nov ‘45
De ochtenden beginnen nu vrij koel en bewolkt om tegen 9 uur warm zomerweer te geven en na de middag, wordt het weer een weinig dun bewolkt. Te 14.00 uur met een koelte brengend briesje .Vandaag in de verte Sicilië zien liggen in een tipje aan de horizon. En Malta van vrij dichtbij gepasseerd.  Malta rijst als een stoere burcht aan de westzijde en met steile hemelhoge rotsmuren  recht uit zee op. Om naar het oosten langzaam lager te worden en in zee te vervloeien. Hier ligt de plaats zelf, als in en sprookje met zijn witte huizen in de zon. Als Malta voorbij is, is het donker.
2 nov ’45
Vandaag passeren we de golf van Rizerta d.w.z. we wijken nu van de kust af en stevenen in rechte lijn naar Port Said. De gehele dag is er niets als water te zien. Deurlo heeft gisteren verteld dat hij in de Atl. Oceaan een Potvis heeft waargenomen. Dus wij vandaag de gehele dag op de uitkijk naar bijzondere vissoorten maar natuurlijk niets te zien. Alleen trippelen boven op het off. Sportdek  Broederlijk naast elkander een echt Hollandse spreeuw en een kwikstaartje, die zich zelfs niet laten verjagen en helemaal niet schuw alle mogelijke kruimeltje komen wegpikken, terwijl een doodgewone kraai om de boot heen vliegt. Maar werkelijk tegen de avond zien we enkele bruinvissen en zo waar een paar dolfijnen
3 nov ‘45
Vandaag zullen we tegen half vijf in Port-Said aankomen. Tegen de middag zien we land aan stuurboord, waarschijnlijk de Nijl delta. En ontzaglijk vele kleine zeilscheepjes, schijnen er aan de horizon een wedstrijd te houden. Met een grote boog stevenen we plotseling op de haven aan en zien ineens Port-Said voor ons liggen In zee liggen twee wrakken van grote gezonken schepen en voor de haven passeren we een Nederlandse boot en enkele Nederlandse baggerboten. In de haven zien we langs de lange pier de eerste Egyptische, zwarte inboorlingen in lange kleding rondstappen. Ze staan erg enthousiast naar ons te roepen en dansen armenzwaaiend.
Een zo’n bewegelijke neger staat warempel boven op het standbeeld van de Lesseps te springen en heeft de grootste lol, al zijn handgeklap door de duizenden op de boot lachend beantwoord wordt. Links van de haven liggen enorme massa’s zoutpannen, die er uit de verte juist uitzien als de schuinsoplopende glazen daken van een fabriekscomplex, zoals in Breda bij de Teolin. Zo gauw we in de haven zelf zijn, komt ons een motorbootje langszij varen met een Nederlandse vlag. Het blijkt later de gezant te zijn, die ook nog aan boord komt.  In Port-Said blijven we tot ’s nachts gemeerd liggen om zoet water in te nemen. Overal wordt gebunkerd in de haven. Dat doen negers, door zakken kolen op hun nek te nemen en zo de loopplank op te tippelen met hele rijen achtereen. Als ze ’s avonds naar huis gaan, is er geen vuilere losser denbaar, dan een neger , die met kolensjouwen in deze hitte zwart geworden is. Ik heb in Port-Said gelegenheid gekregen om een paar lage bruine schoenen, een hemd en twee paar kniekousen te laten kopen.
4 nov ‘45
Vanochtend zaten we midden in de woestijn. We zijn ± half zes afgevaren en gaan nu in het Suez-kanaal door onafzienbare zandvlakte met hier en daar een zandheuveltje. Een enkele keer komen we een oase of een karavanserai voorbij. Langs weerszijde van ’t kanaal loopt een weg, waarover af en een 1500 weight of een jeepje rijdt. We paserende twee bittermeren. ’t Is prachtig. De meren omzomen een donker gebouwtje en witte plaatsjes. De bomen zijn van Port-Said af, waar we de eerste zagen, Palmen en dadels en vijgenbomen.
 
Jammer genoeg eindigt hier het verslag aangezien de zoon  Aph.van Lonkhuizen, van dit verslag verder niets meer kan vinden.