Het leven van Cees Groen  deel 2

Waarom zeilden we niet naar Java, onze originele bestemming? Waarom werden we gedumpt in een Britse kolonie? De Britten, die een veel grotere vinger in de internationale pap hadden dan Nederland, en de Yanks die niet eens wilden dat er koloniën waren, hielden ons uit de buurt van het Indonesische rubber, de suiker, tin, specerijen etc totdat  Engeland een goede grip had op de kostbare rubber en andere plantages op Malakka. Ondertussen probeerden ze ook nog zijdelings wat rust en orde te bewaren in de grootste steden van de Indonesische eilanden terwijl wij het soort trainingen ondergingen die je nodig had om te overleven in de jungles van Java. Met de Jappen al op hun knieën waren er verschillende communistische bendes die probeerden voet aan de grond te krijgen op het Malayaanse schiereiland, en gedurende de nachten werden er dubbele patrouilles gereden naar strategische punten in het district om de plantages te bewaken.  

Op een nacht, terwijl een grote heldere maan haar zilveren licht over de jungle liet glijden, stonden mijn maat en ik  aan de donkere zijde van wat palmbomen. Ineens voelde ik iets in mijn nek vallen. Terwijl ik met mijn hand het object uit mijn kraag probeerde te vegen, wel ik door een giftige pijl in mijn nek gestoken. Pijn! Als tien bijensteken in een gat! Het enige wat pijnlijker is dan de prik van een schorpioen is de prik van twee van die verdomde dingen! Gelukkig kreeg ik maar één dosis binnen. We zaten op twee uur lopen van het kamp en walkie talkies waren nog dingen uit siencefictionboeken. De onderkant van mijn nek was gezwollen van oor tot schouder en ik dacht heus dat ik er was geweest. Maar toen we uren later werden afgelost, leefde ik nog steeds  een paar dagen vrij van dienst was de zwelling aanzienlijk minder en de pijn heel veel dragelijker. Uiteindelijk zou het helemaal  verdwijnen.  

Het leven op Malakka was een eitje . We zwommen veel in de Straat van Malakka, soms wel twee kilometer de zee op op die windstille morgens in een spiegelgladde zee. Aan de horizon zag je de vissersbootjes van de lokale bevolking. Omdat wij uit een koud klimaat kwamen hadden we geen benul van haaien en andere gevaarlijke waterdieren  en als we moe van het zwemmen werden, dreven we even heerlijk met de stroming mee om daarna een paar kilometer zuidwaarts van waar we waren begonnen weer aan land te komen.  

Het was niet alleen sporten en schaken wat we deden. Vijf of zes van ons werkten hard een cabaret bij elkaar te krijgen, Het is verbazingwekkend hoeveel ruw talent je kunt vinden onder 800 man, vooral als je mag oefenen terwijl de rest door modderige riviertjes kruipt en probeert hun geweren op de voorgeschreven manier droog te houden. Op een dag moest onze cabaretgroep live optreden bij een lokaal radiostation voor de reguliere uitzending voor de manschappen. De versterker voor mijn gitaar was iets anders dan de sterke transistors van vandaag de dag, maar bleek gevoelig genoeg om ongevraagde signalen op te pikken. Dit werd jammerlijk duidelijk zodra ik  het ding aanzette en de klanken van onze gitaren vreselijk botsten met een opgenomen programma wat tegelijkertijd werd uitgezonden vanuit een andere kamer in die primitieve studio.

Maar ook wij, de artiesten leerden omgaan met onze wapens. Leerden onze officieren en maten op waarde in te schatten en leerden ondertussen ook een boel over onszelf. We reisden naar Kuala Lumpur om er wat rond te struinen, een filmpje te pakken en een kop koffie te drinken in een magnifiek gebouw wat dienst deed als een kantine voor de Britse en andere troepen. Hoe had ik toen kunnen vermoeden dat ik een halve eeuw later met mijn geliefde vrouw Bep precies dit gebouw weer in zou lopen om tijdens een vakantie beschutting te zoeken tijdens een tropische storm?

Vandaag de dag heeft zich in dit gebouw het Maleisische Hooggerechtshof gevestigd. Tijdens deze reizen in onze 3-tonners of de kleinere 1˝ -tonners bestudeerden  we de lokale bevolking. Velen van hen zagen er compleet haveloos uit. Erger nog  dat de bevolking van Java zoals we later zouden ontdekken..  

Maar laten we teruggaan naar ons dagelijks leven als rekruut. Tijdens een van onze oefeningen stonden we ineens oog in oog met een vrouwtjespanter. Ze stond aan de andere kant van het stroompje aan de  kant waar we ons kamp hadden opgeslagen. Ik weet  niet wie er erger schrok, zij of wij. We hadden slechts houten kogels in onze antieke Lee Enield geweren, maar na hard staren en zwaar ademen van beide zijden van de stroom trokken wij uiteindelijk aan het langste eind. Pas later vernamen wij dat de commandant ons bataljon de drie welpen van de kat gevangen hield..

Semarang. Het onder ogen zien van de realiteit.  

In maart van 1946 bracht de Nederlandse S.S.Sommelsdijk een groot gedeelte van onze troepen van Port Dickson naar Java. Destijds maakten wij nog steeds deel uit van de geallieerde South East Asia Comman, SEAC. Wat we zagen bij aankomst was verschrikkelijk. De haven van Semarang was totaal verwoest. Eenmaal aan land reden we door straten met kraters waar menig gebouw stil smeulde. De witgeschilderde muren droegen haatdragende  kreten tegen de Britten en de Nederlanders  en de boodschap dat onze leuke tijd nu echt ten einde was en het tijd was voor onze echte missie was overduidelijk. Het was een puinhoop!

Tijdens de zogenaamde Bersiap Periode, welke snel na de capitulatie van de Japanse troepen  begon hadden terroristen Nederlandse en Chinese winkels en huizen geplunderd en in brand gestoken. Vele Nederlandse plantages en andere eigendommen  volledig verwoest, gemoord, verkracht en over de gehele linie een immense chaos veroorzaakt.  De Britse “Politie”troepen en hun gevreesde Gurka’s hadden bar weinig gedaan om de vrede te bewaren. Het kwam ons ter ore dat wapens, granaten  en andere zaken geruild waren tegen fruit en seksuele  en andere diensten. Later werden deze wapens tegen de Nederlandse troepen gebruikt. Het was geen fijne plaats om te zijn. 

Al snel waren we gelegerd op het vliegveld van  Semarang, Kali Banteng. In mijn dagboek staat een notitie van verschillende aanvallen. Tijdens één is mijn tentmaatje Driekske Norbart dwars door het oog geschoten. Hij overleefde het en werd teruggebracht naar Nederland. Dat was het einde  van een min of meer plezierige tijd in mijn leven. Een nare tijd begon………..  

Waarom O.V.W-er?

De reden  voor onze vrijwillige aanmelding voor dienst in dat prachtige deel van de wereld had weinig te maken  met het feit dat onze regering  die onnoemelijk rijke groep  van zo’n 13.700 eilanden, van wie ze al ruim 300 jaar zulke enorme rijkdommen had verworven  niet wilde verliezen. Het was de belofte van een cruise met veel goede vrienden naar de andere kant van de wereld  en het idee deel uit te maken van een bevrijdingsleger op deze prachtige tropische eilanden  was op zichzelf al reden genoeg om ons op te geven. We hadden al zoveel gehoord en gelezen over “onze Insulinde”en we konden niet wachten om te gaan.  

Ons inzicht veranderde langzamerhand toen we de vreselijke armoede en wantoestanden zagen in welke de meeste inwoners van Midden Java zich bevonden. In plaats van avonturiers werden we idealisten die vochten  met het ultieme doel om deze prachtige  en vriendelijke mensen te bevrijden van de terroristen  en plunderaars, moordenaars  en verkrachters, welke over het land trokken, vaak  geleid door Japanners die niet geloofden in overgave. We vochten ook tegen de grotendeels ongeorganiseerde groeperingen  van de TNT, Tentara Nasional Indonesia of TRI R voor Republiek. Deze groeperingen  waren de vechtende kracht van Soekarno. Ook zij, hoewel dan misschien geen echte terroristen eisten voedsel en  hulp van de bevolking zonder daar voor te betalen. Dit alles hield het land in een staat van permanent verval.  

Intussen was mijn broer Gerrit gesommeerd om te dienen in Medan op Sumatra. Als koerier reed hij op zijn Harley Davidson. Op een dag nam hij een verkeerde afslag  en vond zich zelf in een benarde situatie. Hij was met zijn motor recht een TRI-kamp binnengereden. Door zijn grote postuur en het feit dat hij een Harley reed, werd hij voor  een officier aangezien. Dit redde waarschijnlijk zijn leven, ook al  werd hij daarna continu op een zeer onplezierige manier ondervraagd. Op een dag , maanden later, namen zijn belagers onverwacht e benen. Ze lieten alles achter, zelfs half opgegeten  maaltijden  en mijn opgesloten broer.   Onze jongens waren er achter gekomen waar Gerrit werd vastgehouden en tijdens een verrassingsaanval werd het vijandige kamp overrompeld  en Gerrit bevrijd. De eerste dagen daarna deed Gerrit niets anders dan eten  en nadat hij zijn krachten hervonden had, wijdde hij zich geografie en concentreerde zich op Medan en dan voornamelijk  de landelijke weggetjes daar rondom.  

Nog een incidentje dat ik nooit zal vergeten vond plaats in 1947 toen ons bataljon deel uit maakte van een grote krijgsmacht die zuidwaarts “marcheerde over de “markeringslijn”naar Djock Jakarta en Solo. Dit klusje werd later bekend als de eerste Politionele Actie. Onze compagnie  was al een tijdje bezig zich langzaam een weg te vechten richting een heuvel , continu duikend voor vijandelijk vuur en zelfs mortieren. Net buiten de haven van Semarang  lag een Nederlands oorlogsschip en wij waren blij verrast toen onze mariniers ons een handje begonnen te helpen door de heuvelrug  met kogels te verzadigen daarbij net over onze hoofden schietend.

De kogels, die wel met een snelheid van 30 a 40 km per uur moesten hebben gevlogen,  floten dusdanig laag over ons heen dat we plat op de grond doken voor dekking tot het helse kabaal  van het geschut  van de marine ophield. Daarna vervolgden we onze missie, die na dat bombardement van kogels een stuk veiliger was.

Vierenvijftig jaar na deze gebeurtenis zat ik op een zondag in 2001 na een kerkdienst in Seacliff Zuid Australië, te praten met een zekere Mark van Lieshout, een goede bekende van de familie. We spraken over onze diensttijd in Indonesië en hij vroeg me of ik in dat specifieke gevecht gevochten had. Toen ik daarop ja op antwoordde vroeg hij me of ik toen niet ook de schoten van dat Nederlandse oorlogsschip gehoord had. Weer zei ik ja, waarop hij trots zei:”Weet jij wel dat ik het was die schoot?”Ik antwoordde:”Nee, dat wist ik niet. Maar laat ik jou ook iets vertellen wat jij niet wist;” je hebt me die dag bijna een kopje kleiner gemaakt.!  

Onze goede vriend Henk Boksem, die nu met zijn vrouw Rie in Brisbane woont, was een van MP’s die, later, de wacht liep bij de vertrekken in Solo, Midden Java, waar Soekarno “gevangen”werd gehouden. Hij vond toen de President in spe een echte heer.  

Het was in deze tijd dat onze erg populaire opperbevelhebber generaal Spoor plotseling overleed. Als officiële doodsoorzaak werd een hartaanval genoemd, maar er gingen geruchten dat hij was “verwijderd”om zijn mening over de manier waarop onze regering met de situatie in Nederlands Indië omging.  

Rond 1950 lukte het Amerika, Australië en  verschillende socialistische partijen  in Nederland eindelijk om Indonesië te helpen een Republiek te vormen onder leiding van Dr.Soekarno. Aan beide kanten hadden velen voor niets het leven gelaten. Onze jongens hadden bijna allemaal het vertrouwen in de integriteit en betrouwbaarheid van zo’n ongeveer iedere regering verloren.

Ten tijde van het schrijven  van deze pagina’s is het in het jaar 2000 en heeft Oost Timor net overweldigend gestemd voor onafhankelijkheid van Indonesië. Er is vaak meer verschil tussen de rassen van Indonesië dan tussen die van Europa. Zoals een Ambonese spreker in Nederland eens tijdens een congres zei: “Jullie Nederlanders hebben voor vijf bittere jaren tegen de Duitsers  gevochten om jullie vrijheid terug te krijgen terwijl jullie beiden tot hetzelfde Germaanse ras behoren! Waarom snappen jullie dan niet dat wij Ambonezen en Molukkers , die gekozen hebben voor de Nederlandse nationaliteit niet langer bezet wensen te worden door de Javanen die zo van ons verschillen?” Soekarno, Suharto en veel later ook Wahid wilden dit ook niet begrijpen. Soeharto vocht voor en won onafhankelijkheid van Nederland, maar weigerde het zelf te geven aan andere rassen  in dat deel van de wereld. Vandaag de dag herhaalt de geschiedenis zich in Oost Timor. Australische en andere soldaten zijn er door hun regeringen naartoe gestuurd om de orde te herstellen. Ze troffen hetzelfde scenario van moord, verkrachting , brandstichting en algehele destructie aan wat de Nederlandse troepen 55 jaar ervoor op die mooie archipel had aangetroffen.

In 1998 liepen Bep en ik door de straten van vele Indonesische dorpen en steden. We praatten met en observeerden de mensen in de straten en ik realiseerde me dat er erg weinig was veranderd sinds 1948, Behalve dan de wolkenkrabbers van de rijken en de armen leken zo mogelijk nog armer dan voorheen. “Wanneer zullen we het nu eens eindelijk leren…”Nu, in september 2000 zijn de aanklachten tegen Suharto, de ex-president van Indonesië en een van de grootste dieven aller tijden, waarin hij wordt beschuldigd van het verdonkeremanen  van $1.000.000.000 aan giften en andere fondsen die bestemd waren voor zijn vol ingetrokken. Hij heeft aangegeven  te ziek te zijn om voor het gerecht te komen. En anders dan andere dictators zoals Idi Amin van Uganda of de laatste farao van Egypte, de ex-koning Faroek, mag hij gewoon in zijn eigen land blijven.

Maagdelijke soldaten.

Ik sla nu een paar honderd bladzijden van mijn dagboek over en de datum is nu 16 april 1948. Ons bataljon staat  in rust”op de militaire begraafplaats Tillemaplein in Semarang om onze gesneuvelde maten een laatste vaarwel te brengen.  We staan te wachten op onze officieren. In de zinderende hitte bezwijken verschillende jongens onder het gewicht van hun wapens. Ze vervloeken hun “ superieuren “ die een half uur te laat arriveren. De begraafplaats krijgt de naam “Field of Honour”(Ereveld.)

Vierentwintig officieren en mannen van ons bataljon alleen hadden het  ultieme offer gebracht voor hun Koningin en hun land. Hun Koningin en hun land? Het totaal aantal mannen wat hun leven liet is 6250. Hun gemiddelde leeftijd was 22 jaar. Zoals in het gelijknamige boek waren zij de “Virgin Soldiers”  

Veel later leerde ik dat de regeringen van de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk  tijdens een bespreking in Washington in 1944 deze hele  zinloze farce hadden bekokstoofd. Vele jaren sloeg Ronald Reagan  de Spijker op de kop toen hij zei : “De politiek wordt wel het tweede oudste beroep van de wereld genoemd. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het heel veel overeenkomsten vertoont met het oudste beroep . “We hadden geen schijn van kans.”

In 1945, vlak na de capitulatie  van Japan, riepen Sukarno en zijn rechterhand Hatta de Declaratie van Onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Indonesië uit.  Deze “staten’ worden gevormd door 13.700 eilanden , verspreid  over 5.100 kria, een totaal van 1.919.443 vierkante kilometer. In 1995 werd de  helft van deze eilanden bewoond door een totaal van 210.447.000 mensen. Ze spreken 300 talen en dialecten.

In 1949 erkende de Nederlandse regering  de Soevereine Republiek van de Verenigde Staten van Indonesië.. Het jaar daarna  werd het een Republiek, met Sukarno als president en Hatta als vice-president. Dit is hoe de haatliefde verhouding tussen Nederland en Indonesië, die al vanaf 1602 duurde, eindigde. En hoewel de grondwet van Indonesië  de  vrijheid van taal en godsdienst garandeert vervolgens Islamitische  extremisten, dan weer met en dan weer zonder uniform  de Christenen. Ze verminken en vermoorden ze met  honderden  tegelijk en hun regering is overduidelijk op geen enkele wijze bij machte om ze te stoppen of te veroordelen . Ik schrijf dit in het jaar 2001.  

Tegen het einde van onze tijd in Indonesië bood de Koninklijke Nederlandse Shell banen aan als bulldozerchauffeurs in Borneo. Er moest een hoop regenwoud wijken voor olieputten. Het salaris zou astronomisch zijn in vergelijking met het luttele beetje wat het leger ons betaalde en de uitrusting  en rantsoenen zouden Amerikaans zijn wat betekende dat er veel van was en van een goede kwaliteit. Ik en velen met mij ( zo niet allemaal ) lieten de kans varen om het grote geld te gaan verdienen. Wij vonden het tijd om naar huis te gaan, zelfs zonder rijkdom.

Vijftig jaren later maakten  Bep en ik  een bedevaartstocht naar de graven van mijn kameraden. Weer werd ik die prachtige heuvel opgereden, hoewel dit maal niet in een militaire 3-tonner maar in een taxi. We waren zwaar onder de indruk van hoe goed de begraafplaats was onderhouden. De gazons waren groen, er lag geen blaadje  op de grindpaden en de kruizen stonden daar alsof ze diezelfde morgen geplaatst waren, blinkend wit met de namen in zware letters. Ik schoot wat videobeelden  van de namen van de jongens die ik nog gekend had en was zeer geroerd.  

Naar huis op de “JOHAN”

Op 24 april 1948 klommen we uit een LCT ( landingvaartuig) en in een van de andere prachtige schepen , de M.S. Johan van Oldenbarneveldt. Om te illustreren wat het verschil was tussen het eten wat op dit schip geserveerd kregen en dat wat we al die tijd in het leger voorgeschoteld  hadden gekregen zeg ik slechts dat ik in die reis  huiswaarts van 3 weken 20 kg ben aangekomen. Terug in Nederland, boos , mager en gedesillusioneerd werden we  verwelkomd door de fanfare op de kade. 

Voor mij was er ook een persoonlijk welkom, want tussen de duizenden mensen ver onder ons, ontwaarde ik ineens tante  Riek, oom Leo en hun dochtertje Bep Versnel. Ze waren uit Wormerveer gekomen om erbij te zijn als dat gigantische schip mij weer  thuis bracht. Het was heel ontroerend om zo te worden verwelkomd door mijn “tweede familie”, die me als een zoon en broer hadden behandeld tijdens de moeilijke maanden van de Duitse bezetting. 

Later reden we in bussen vanuit Amsterdam door het prachtige koele en zonnige Nederland en we pinkten traantjes weg bij het zien van die heldere beken, groene weiden en grote rivieren. Eenmaal in Eindhoven was ons huis versierd, de buren stonden op de stoep en alweer een fanfare bracht de serenade “Courageaous Returned Soldier” die had “gevochten voor het vaderland om onze koloniën tegen de gewetenloze terroristen te beschermen “en meer van die klinkklare onzin. Om te worden begroet door Moeder ( Vader was in de tijd dat ik overzee  was gestorven), broers en zussen was een emotionele ervaring . Mijn moeder kookte mijn lievelingskostje die dag: friet met appelmoes en een biefstukje. Ik voelde me raar genoeg schuldig dat ik hen in 1945 verlaten had. Vertegenwoordigers  van verschillende instanties kwamen langs met nog meer toespraken en cadeautjes. De regering stuurde ons een gong, een mooie grote medaille voor gedane diensten en een zilveren insigne, welke ik vandaag de dag in 2001 nog steeds draag. Meer uit nostalgie dan met trots.

Na enkele weken , toen de commotie  een beetje was bedaard, begonnen de mensen me vragen te stellen waarop ik werkelijk het antwoord niet wist. Zoals: “Wat ga je nu doen? Terug naar Philips? De vrienden die ik voor 1943 had gehad, waren allemaal verhuisd of gestorven.  Mijn vriend Simon was getrouwd met een meisje 5 maanden voordat ze hem twee jongens schonk, dus wat restte me eigenlijk nog….?

Onze regering bood ons, terugkerende soldaten de kans  om een vak te leren. We mochten zelf kiezen en ik begon aan een studie voor technisch ontwerpen bij PNBA. Philips zou de praktijkkant van deze studie voor zijn rekening nemen. Ik kreeg een positie in hun werkplaats welke helemaal geweldig had kunnen zijn als ik de hersens ervoor had gehad. Maar al gauw bleek dat mijn basisschoolkennis niet afdoende was om het benodigde technische jargon te kunnen begrijpen.

Overgeschreven uit het dagboek  en ingezonden  door Susan Meyers, Nichtje van Cees Groen.  

                                              

terug naar verhalen  /   terug naar index