.
- In Morib beach was ik enkele dagen de gast
van II-6 R.I. Het kamp is gelegen aan het strand van de straat van
Malakka, nabij het punt waar de geallieerden juist een enorme
landsactie wilden uitvoeren, op het ogenblik waarop de Japanners
capituleerden. Het bleek minder kostbaar om de landing toch voort te
zetten in plaats van terug te keren. Een eenvoudig gedenkteken
herinnert nog aan deze overbodige geworden invasie van duizenden
voertuigen en tienduizenden mannen.
-
- Een enkel stenen gebouw en een
aantal houten barakken dienden onzen mannen hier tot verblijf, nadat
ze alles grondig gereinigd en zo goed mogelijk weer bewoonbaar
gemaakt hadden. Zoals in al onze kampen, treft de bezoeker ook hier
de grote orde en zindelijkheid, vooral in de tropen een
onvoorwaardelijke eis voor de instandhouding van de gezondheid. Vlak
aan zee is in een tentenkamp de kaderschool ondergebracht. De dienst
is zwaar en de mannen, die hier hun opleiding hebben ontvangen,
hebben hun kapitein-commandant de veelzeggende erebijnaam van “de
Tijger”gegeven.
-
- De Tijger is een oude rot, onvermoeibaar als de
jongste van zijn pupillen en even fel als zijn jonge luitenant, een
oud commandoman uit Australië, die via de Grote Oost met de
geallieerden zijn weg, dwars door de Jappen, naar Malakka vocht.
Beiden zijn even hoffelijke en charmante gastheren als goede
soldaten. –
-
- Dankbaar aanvaard ik hun aanbod om hun tent als de
mijne te beschouwen. – ’s Morgens voor en ’s avonds na de
dienst duiken we met alle jongens in de zee, die bij vloed onze tent
nog net niet bereiken kan. Moe van het gesjouw en kruipen door de
rimboe, liggen we tot lang na zonsondergang aan het strand en
luisteren naar de verhalen van de jonge luitenant of denken aan
huis, waar nu diezelfde zon zal opgaan. Als we ten slotte onder de
klamboe op ons veldbedje kruipen, kan ik een lofzang op het
kampeerleven niet bedwingen, waarmee ik de zwakste plek van onze
luitenant schijn te hebben getroffen. Hij komt er zelfs van overeind
en tussen zijn klamboe zie ik zijn ogen flonkeren. “Kijk eens
hier, waarde heer, een jaar of wat geleden dacht ik er misschien net
zo over als u en voor een paar dagen lijkt dat allemaal wel aardig.
Maar ik ben nu in mijn derde kampeerjaar! En een ding wil ik u nog
zeggen: als ik straks thuis kom en iemand heeft het hart in zijn
lijf om in mijn bijzijn zelfs het woord “kamperen” uit te
spreken, dan behandel ik hem als…….als………de eerste de
beste “jap”. Men zij dus gewaarschuwd. Een paar dagen later
kreeg ik het bericht dat ik II-6 RI moest verlaten.
|
|