'Levens van 2 families kapot gemaakt'    

Door Jan van Zuilen, BN de Stem 

Zaterdag 19 april 2003 - 'Friendly Fire' werd het in de oorlog om Irak genoemd. Neergeschoten worden door eigen troepen is echter niet nieuw. Thee Buijs uit Nieuw-Vossemeer werd 56 jaar geleden in het toenmalige Nederlands-Indië ook al gedood door een kogel uit de mitrailleurloop van een mede-soldaat. Onlangs maakte zijn zoon Herman kennis met de man die zijn vader doodschoot.

"Wat ik nou toch voor een telefoontje heb gekregen. Belt er iemand op die zegt: Ik bel u namens de man die uw vader heeft doodgeschoten. Die man wil u graag een keer ontmoeten. Zou dat mogen?"
Herman Buijs uit Nieuw-Vossemeer was er even helemaal confuus van. "Ik kreeg er kippenvel van. Wat wil je. 56 jaar lang hebben we nooit van niemand iets gehoord, geen teken van medeleven ontvangen en dan nu ineens dit. Ik zei ook tegen die man: als u het niet erg vindt, wil ik er eerst even over nadenken en er met mijn familie over spreken."
Herman Buijs (56) was een baby van negen maanden toen zijn vader Thee (van Mattheus) Buijs op 4 januari 1947 in toenmalig Nederlands-Indië door een soldaat van zijn eigen compagnie werd doodgeschoten. De ware toedracht is de nabestaanden nooit verteld. Officieel heette het dat Buijs was 'omgekomen bij een noodlottig ongeval'.
Zo luidde ook de mededeling die de moeder van Herman Buijs per telegram kreeg. Later kwam er nog een brief van de legerleiding met de mededeling dat enkele persoonlijke bezitting van Buijs per postpakket naar het postkantoor in De Heen zouden worden gestuurd. "Daar moesten we het zelf afhalen. Ze namen niet eens de moeite om het thuis te bezorgen", zegt Herman Buijs.

Opluchting

We spreken Buijs de dag nadat de ontmoeting met de man die zijn vader doodschoot heeft plaatsgevonden. Buijs zit er nog helemaal vol van. "Voor hem was het een opluchting dat hij zijn verhaal kwijt kon. Ik vond het ook een fijn gesprek, maar het heeft bij mij ook weer een hele hoop oud zeer naar boven gehaald. Daar ben ik voorlopig nog niet klaar mee."
Buijs wist wel dat het zogenoemde noodlottige ongeval van zijn vader geen gewoon ongeluk was geweest. "Al een paar dagen na de dood van mijn vader werd op straat in Nieuw-Vossemeer verteld dat mijn vader door een mede-soldaat was doodgeschoten, maar hoe het precies gebeurd is, weet ik pas sinds een paar jaar. Dat was toen ik een kopietje kreeg van een hoofdstuk uit een dagboek van een ondercommandant van de compagnie waar mijn vader bij zat, maar wie de man was die geschoten heeft, ben ik nooit te weten gekomen. Ik heb er wel naar geďnformeerd: bij de kazerne waar mijn vader gelegerd was; bij herdenkingen en ook bij het ministerie van Defensie zelf, maar geen mens die het wist. Of misschien deden ze wel net of ze het niet wisten. Mijn overleden broer Kees, die beroepsmilitair is geweest, heeft zelf onderzoek gedaan in de archieven van het ministerie van Defensie, maar ook hij heeft nooit iets kunnen vinden."
Tot die zondagavond, nu bijna veertien dagen geleden, de telefoon ging in het café van Herman Buijs aan de Voorstraat in Nieuw-Vossemeer. "Maar de man die toen belde, noemde eerst ook geen naam. Dat deed hij pas een paar dagen later, toen ik gezegd had dat het goed was en dat we hem wel wilden ontmoeten."

Zwijnenjacht

De man die Thee Buijs doodschoot, is de nu 77-jarige Menno van de Wetering uit Eindhoven. Hij had die 4e januari 1947 wachtdienst in een mitrailleurnest. "Het gebeurde kort nadat ik de wacht had overgenomen. De jongen die ik afloste, had geen bijzonderheden te melden. Ook mijn commandant heeft me niet verteld dat er nog mensen van ons in het voorterrein waren. Dus toen ik schoten hoorde, nam ik aan dat het vijandelijk vuur was. Ik heb dat beantwoord met twee waarschuwingssalvo's in de richting van het voorterrein. Pas toen kwam er iemand naar me toe gerend om te zeggen: 'Van de Wetering, je moet niet schieten, want er zijn nog mensen van ons in het voorterrein op de zwijnenjacht'. Maar toen was het al te laat. Toen had ik Buijs al geraakt."
Buijs leefde nog toen hij gevonden werd met een kogel in zijn hoofd. Onderweg naar het ziekenhuis is hij overleden. Van de Wetering kende hem niet. "Alleen van gezicht. Hij was nog maar pas bij onze compagnie. Bovendien zat hij in een ander peloton dan ik, maar dat maakt het natuurlijk niet minder erg."

Krijgsraad

Buijs is de volgende dag begraven. Van de Wetering was bij de begrafenis aanwezig. "Daarna moest ik op rapport komen. Ik ging er vanuit dat de zaak voor de Krijgsraad zou komen en dat dan zou blijken dat ik er geen schuld aan had, maar dat hebben de officieren me uit mijn hoofd gepraat. 'Als je het voor de Krijgsraad brengt, komt uit dat Buijs door eigen vuur is gedood. Dan is hij geen oorlogsslachtoffer en krijgt zijn weduwe geen of een lager oorlogspensioen. Dat wil jij, soldaat Van de Wetering, toch niet op je geweten hebben?'. Wie was ik, een jongen van twintig met alleen maar lagere school. Ik liet me makkelijk overtuigen. Ik kreeg een week verlof om mijn emoties te verwerken. Dat was alles. Daarna is er nooit meer met mij gepraat."
De ontmoeting met de familie Buijs heeft hem enorm opgelucht. "Het voelt enigszins als een bevrijding", zegt Van de Wetering, een paar dagen na zijn gesprek met de familie Buijs. De ontmoeting heeft beide partijen duidelijk gemaakt dat de gebeurtenis op die 4e januari 1947 de rest van hun leven heeft beheerst en ook dat het een onderwerp was waar noch bij de familie Buijs noch in Huize Van de Wetering over gepraat werd.
Herman Buijs: "Mijn moeder heeft er nooit een woord over willen zeggen. Als ik er iets over vroeg, kapte ze het gesprek onmiddellijk af. Van ooms en tantes van me heb ik gehoord dat ze er ook toen het pas gebeurd was, niet over kon praten. Ze is, toen ze het telegram had gelezen, in een donker hoekje gaan zitten en eigenlijk is ze daar haar hele leven niet meer uitgekomen. Ik heb geen vader gehad, maar eigenlijk ook geen moeder."

Verdringen


Van de Wetering: "Op het moment dat ik hoorde dat Buijs dood was, wist ik al dat het me nooit meer los zou laten. Ik had een mens gedood. Het mocht dan wel niet mijn schuld zijn, maar ik was wel degene die de trekker had overgehaald. Dat kon ik nooit meer goedmaken. Als zoiets nu zou gebeuren zou er een heel legertje psychologen, psychiaters en andere hulpverleners klaar gestaan hebben om mij en de familie Buijs op te vangen. Dat was in die tijd niet zo. Ik moest het in mijn eentje verwerken. Ik heb geprobeerd het te verdringen. In het begin lukte dat nog wel. Ik was jong, ik had het druk met mijn werk en met mijn gezin. Dan heb je geen tijd om te piekeren, maar echt uit mijn gedachten is het nooit geweest. Ook toen al niet. Ook toen lag ik er 's nachts al van wakker."
Naarmate Van de Wetering ouder werd, werd dat erger, zeker toen hij eenmaal gepensioneerd was. Zijn huwelijk leed eronder, zijn vrouw dwong hem om hulp te zoeken. Vanaf die tijd, halverwege de jaren tachtig, is hij ook weer contact gaan zoeken met zijn dienstkameraden en bezoekt hij de reünies. "Die had ik altijd gemeden. Waarom? Ik denk toch uit een soort schuldbesef. Ik ben ergens toch altijd bang geweest dat ik er op aangekeken zou worden. Eén keer is me dat ook echt overkomen. Dat was tijdens een ruzie in het bestuur van een veteranenorganisatie. Toen gooide iemand mij voor de voeten dat ik nog een vuil zaakje uit mijn Indische tijd had lopen. Op dat moment heb ik opnieuw overwogen om de zaak voor de Krijgsraad te brengen. Waarom ik niet doorgezet heb, kan ik moeilijk uitleggen. Wie weet wat je allemaal overhoop haalt. Ik vond en vind het ook niet op mijn weg liggen om het initiatief te nemen voor heropening van het onderzoek. Dat had het ministerie van Defensie moeten doen."

Te kwaad

Sinds hij eenmaal in het circuit van de psychologische bijstand zit, praat Van de Wetering er honderduit over en groeide ook de behoefte aan een ontmoeting met de familie Buijs. "Er had weleens iemand tegen me gezegd dat ik dat moest doen, maar ergens durfde ik het toch niet aan." Daar kwam bij dat Van de Wetering niet beter wist of dat Defensie de familie Buijs goed had opgevangen en ook goed had geďnformeerd over wat er nu precies gebeurd was op die 4e januari 1947.
"Pas sinds mijn ontmoeting met de familie Buijs weet ik dat dat niet zo is, dat hen nooit verteld is wat er gebeurd is en dat er ook nooit iemand naar hen omgekeken heeft. Dat vind ik heel erg. Dat neem ik het ministerie van Defensie ook hoogst kwalijk. Ze hebben dus ook gewoon tegen mij gelogen toen ze zeiden dat zij wel voor de familie Buijs zouden zorgen."
Toen de oorlog tegen Irak begon en vooral na de eerste berichten over militairen die gesneuveld waren door 'friendly fire' kon Van de Wetering het niet meer houden. "Toen kreeg ik het zo te kwaad dat ik alsnog besloot om de familie Buijs op te zoeken."

Trauma's

De man die namens Van de Wetering het contact met Buijs legde, was een goede dienstkameraad van Van de Wetering. Tijdens het bezoek zelf werd hij vergezeld door Marianne Lankhuizen , de secretaresse van de reüniecommissie van 2-6-RI, het bataljon waartoe Buijs en Van de Wetering destijds behoorden.
Lankhuizen is zelf de dochter van een oud-Indiëganger, ze kent de trauma's van veel Indiëgangers uit de eerste hand. "Maar wat de families Buijs en Van de Wetering is aangedaan, spant wat mij betreft de kroon. Dat is echt heel schrijnend. Hierdoor zijn de levens van twee families kapot gemaakt", aldus Lankhuizen .
De ontmoeting vond plaats in het café van Herman Buijs aan de Voorstraat in Nieuw Vossemeer, aan een tafeltje bij het raam. Van de kant van de familie Buijs waren behalve Herman en zijn vrouw ook de jongste broer van zijn vader, oom Sjar, bij het gesprek aanwezig. "Oom Sjar had ook het meeste te vragen. Die heeft destijds alles heel bewust meegemaakt. Hij heeft ook heel veel geregeld toen", vertelt Herman Buijs.
Het was voor alle aanwezigen erg emotioneel, vooral toen Herman Buijs een ingelijste vergroting van een foto van zijn vader als jonge soldaat liet zien. Ook vanwege de sprekende gelijkenis van Herman en zijn vader.

Excuses

Buijs had al nooit echt wrok tegen Van de Wetering gekoesterd, maar na hun ontmoeting al helemaal niet meer. "Mij is wel duidelijk geworden dat hij geheel te goeder trouw heeft gehandeld en dat hij net zo goed slachtoffer is als onze familie." Als er iemand iets goed te maken heeft, is het het ministerie van Defensie, meent Buijs. "Eigenlijk zouden die gewoon alsnog excuses moeten maken voor de manier waarop dit afgehandeld is. Het enige wat we ooit gehad hebben, is een bijdrage van duizend gulden voor een reis naar Indonesië om het graf van mijn vader te kunnen bezoeken, maar ik moest zelf wel drieduizend gulden betalen."
Marianne Lankhuizen  zou het liefst hebben dat er alsnog een onderzoek naar de gebeurtenissen op die 4e januari 1947 komt. "Het zou het ministerie van Defensie sieren als ze daar het initiatief voor nemen. Het minste wat ze echter kunnen doen, is beide families excuses aanbieden."
Van de Wetering is vooral opgelucht dat hij zijn verhaal naar buiten heeft kunnen brengen. "Voor ik het hoekje om ga, weten ze nu in elk geval wat ze mij hebben aangedaan."