Losse flodders door Tiny van Bussel

Toen we landden in Semarang was ik nog ingedeeld Bij de 4e Cie van 2-6, doch nog voor dat wij op de Bodjong waren ben ik overgeplaatst naar MT van de stafcie als 1e monteur en even later als korporaal. Mijn directe baas was sgt. Oomen uit Oudenbosch. De leiding van MT was in handen van Luit Lonkhuizen.
 
 
Bij de Ost-cie was ook een sgt, ik meen Rijbroek, die voor de Indië-tijd bij de brandweer was in zijn dorp. Die had ergens een brandweermotorspuit op de kop getikt. Daar zat een pomp in van de fa. Kronenburg uit Zaltbommel. Dat ding moest vervoerd worden achter een wagen. Vooraleer echter moest er wat aan gesleuteld worden want hij deed alles behalve lopen en spuiten.
Onder diensttijd mochten we er niet veel aan doen, het wagenpark had prioriteit. Na een weekje of wat hadden we de spuit gereed met een gebruiksaanwijzing erbij, als je die niet exact volgde kon je het wel vergeten. In tussen had Rijbroek ? wat vrijwilligers aangewezen als brandweerpersoneel en al wat geoefend met die mensen.
Na nog een week met de spuit te hebben gewerkt moesten we voor het eerst uitrukken voor een brand bij de haven van Semarang. Het bleek een kapokbrand  te zijn niks spectaculairs. Later zouden er regelmatig van die brandjes zijn, maar die hadden onze interesse niet meer zo.  Wel zinvol was het lichten van visserprauwen. De Jappen hadden tientallen prauwen het vissershaventje ingevaren en daar laten zinken. Door de ondiepte echter lagen ze nog gedeeltelijk boven water. Als vriendendienst werd door een duiker van de marine het gat wat door de Jap gemaakt was, provisorisch gedicht, de pomp op de dek gezet en zodra het geval ging drijven werd de schuit naar de wal getrokken. Zo zijn er een stuk of tien prauwen gelicht, gemiddeld 1 per dag.  
 
Van Asseldonk behoorde tot de stafcompagnie van 2-6-RI en was ten tijde dat wij in Indië waren, gelegerd in het n.i.s. gebouw aan de Bodjong, de hoofdstraat van Semarang. Als muzikaal talent kon hij niet alleen spelen en schrijven met noten, hij kon ook de pen hanteren als geen ander. Wij zijn daar met z`n allen getuige van geweest. Van zijn hand was het beroemde tijgerkrantje. Er zijn sobats die ze nog allemaal hebben en dat na al die jaren ( lid van de redactie was ook kapt Broks, met lieve Suze )
Van Asseldonk is met ons teruggekomen uit n.o.i. maar is waarschijnlijk al overleden voor dat de reünie`s begonnen. 
 
1-15 RI, de z.g. blijvertjes is opgericht nadat wij in Indië al weg waren. Dit bataljon is geformeerd uit de resten van een aantal regimenten en bataljons. Zo zijn er ook een aantal van 2-6-RI terechtgekomen bij 1-15-RI. De Bat.cdt was Maj. Koerselman van 2-6-RI, later ten tijde van de 2e politionele actie op 19 Dec 1948 was het commando in handen van Maj.Mr.J.F.Scheers. De oud 2-6-RI ers behoorden organiek niet meer tot 6-RI,  zijn er sobats in 48 en 49 gesneuveld die afkomstig waren van 2-6-RI.Zoals onze Jan vd Made.   
 
Bas Beversluis was ingedeeld bij de Ost-Cie als chauffeur sold-1 en later als korporaal. Bas was zeer veelzijdig en kon overal voor ingezet worden. Hij regelde veelal het transport voor alle onderdelen van de Ost-cie in samenwerking met MT (motor transport )

 

Over Merling en Wely
 
De vaste bezetting van de mobiele patrouille-auto   ( eind 1946 )
Sgt. maj. M.M.van Wely geb. te Dodewaard  11-11-1915  overl. te Semarang  15-11-1946
Korp.A.Mathijssen,  Sld.1e kl. H, Kunzler, Sld. M.A. Cornelissen  geb. te Woensdrecht 19-09-1925  overl. te Semarang 15-02 1947 . Dit personeel maakte deel uit van de inlichtingendienst en was gelegerd in het NIS gebouw aan de Bodjong, Semarang.
 
Bij 2-6-RI waren ook een aantal tolken gedetacheerd. Die waren afkomstig van het KNIL.
Zo ook Sgt D.W. Merling geb. te Semarang  27-07-1916, een gedeelte van zijn jeugd doorgebracht in het Weeshuis te Semarang, daarna opleiding bij het KNIL en overleden te Semarang 15-11-1946. Wobse Merling was nog maar een half jaar gedetacheerd bij de 2e Cie
 
Voordat 2-6-RI in Semarang aankwam was Wobse Merling al getrouwd met een zus van Dee Jansen, dus toen Max en Dee elkaar het ja-woord gaven op 8 November 1946 werden Max en Wobse zwagers van elkaar. Die zus heette Milly
  
In het verleden waren er nogal wat verhalen die de ronde deden hoe, op welke manier onze kameraden gesneuveld zijn. Zelfs Dee wist in beginsel ook niet hoe of het in elkaar zat. Het militaire systeem staat nu eenmaal niet voorop waar het om informatieverstrekking gaat. Dank zij een goede vriend van Dee, Jan van Kroningsbrugge, een personeelslid v.d. T-brigade staf , kan hier nu het enige ware verhaal worden opgetekend.
 
Een in en intrieste dag
Zoals gewoonlijk moest de mobiele patrouille ook op 15 November 1946 weer z`n dagelijkse rondes maken. Die dag echter met een gewijzigde bezetting. Hein Kunzler een  niet onverdienstelijke voetballer was nodig 
bij het bataljons-elftal. Dit stond onder leiding van Kapt. Piters. Geen probleem Sgt. Merling zou Hein Kunzler wel vervangen.
Het was de eerste keer dat de nieuwbakken zwagers samen een patrouille reden. Bij de 4e Cie aangekomen, in Persilan, werd hun verzocht om een kistje met handgemaakte granaten mee te nemen naar het hoofdkwartier van kolonel van Langen. Zoiets gebeurde regelmatig.
Bij het hoofdkwartier stond Jan van Kroningsbrugge  hen al op te wachten waar het spul naar toe moest. Hij maakte een deur open van een bijgebouw  en wees v. Wely en Merling die het kistje droegen, waar ze het kistje neer moesten zetten. Hijzelf bleef bij de deur staan. Antoon Mathijssen en Max Cornelissen zaten op dat moment buiten in de wagen te wachten.
Plotseling een enorme knal. Waarschijnlijk was er iets gebeurd bij het neerzetten. Niet alleen de rookontwikkeling belette Mathijssen en  Cornelissen om naar binnen te gaan, de MP was meteen ter plaats en gelastte hun om onmiddellijk te vertrekken naar hun onderdeel. Er werd wel verteld dat v.Wely en Merling waren omgekomen. Over de derde man werd niets verteld.  
Jan van Kroningsbrugge was zwaar gewond aan zijn gezicht, hij was volkomen blind. Zo snel mogelijk werd hij vervoerd naar Nederland en kwam terecht in het Ooglijdersgasthuis te Utrecht alwaar hij maanden moest verblijven. Zijn ogen waren ook daar niet meer te redden. Volkomen blind zou hij voortaan door het leven moeten.
Nu lag daar in datzelfde Gasthuis ook een dochter van Prinses Juliana, prinses Christina.
Op een gegeven moment  kwam er bij Jan iemand op bezoek, die zei: " Dag, ik ben prinses Juliana en kom even kijken hoe het met U is". Jan ging strak in de houding liggen en zei: " Aangenaam, ik ben Napoleon"  Jan had geen idee wie er bij zijn bed stond. Prins Bernhard die uiteraard van het voorval hoorde heeft zich sinds die tijd zeer bekommerd om deze oud strijder.    
        
             M.van Bussel ( Lofty ) 25.04.24.001