Nog meer losse flodders door Jan Wijers

 
"Het Edammerkaasje"
Enige maanden voordat we vertrokken naar Nederland moesten we onze opvolgers van 5-5 RI (wij noemden ze pijp-pijp) inwerken. De meeste waar wij veel mee te maken hadden, kwamen uit Amsterdam of omgeving. Het volgende voorval werd door de jongelui op z'n Amsterdams aan ons verteld:
Een luitenant uit Edam sliep met enkele andere officieren in het zelfde vertrek. Ze gebruikten de maaltijden, inclusief ontbijt ook samen. De man uit Edam had uit Nederland een z.g. "Edammertje" (rond kaasje) meegebracht en ' s morgens bij het ontbijt ontdeed hij het bolletje van het omhulsel en legde het voor zich op tafel, sneed er enkele plakjes voor zichzelf af en na het ontbijt ging het bolletje weer keurig ingepakt in zijn kast. Dat ging zo al enkele dagen. Een van de officieren (pelotonscommandant) was een rasechte Amsterdammer die goed contact had met zijn jongens en omdat het gedrag van zijn collega hem danig dwarszat zei hij tegen hen:"Jullie mogen er nooit iets over vertellen, maar bij gelegenheid pak ik dat kaasje uit zijn kast en dan gaan wij dat samen "soldaat" maken". En zo gebeurde het, in een mum van tijd was het kaasje op...! De luitenant uit Edam was woest maar hij is er nooit achter gekomen waar "zijn" kaasje is gebleven. Immers het kon toch ook door anderen dan zijn kamergenoten zijn weggepakt.
 
Een pakje uit Nederland.
Regelmatig ontvingen onze jongens een pakje uit Nederland en als er wat lekkers inzat werd dat meestal samen gedeeld. Helaas gebeurde het ook dat de  inhoud, zoals appels, bedorven was. Op een keer kwam er een pakje voor Pietje Damen ( verzonnen naam) Zonder te zeggen voor wie het pakje was werd voorgesteld om het maar meteen met z'n allen open te maken en verorberen. Aan Pietje werd nog speciaal gevraagd of hij het ermee eens was, het antwoord was:" Ja hoor, een goed idee.....!" En zo werd het pakje gezamenlijk "soldaat " gemaakt. Na dat was gebeurd vroeg Pietje: "En van wie was dat pakje nou jongens?"  " Dat was van jou Pietje". Reactie van Pietje:" Gooooooooodver...., jullie zijn mooie!"   "Maar we hebben het nog gevraagd van te voren ........"zeiden wij......
 
Het petje of keepje.
Tijdens ons verblijf op Malakka werd ik met nog een aantal anderen (o.a.mijn vriend Wim Jans) alsmede een aantal officieren voor een kadertraining uitgezonden naar Singapore. We kregen daar een vrij zware opleiding van een Schots onderdeel "De Camerolians". Volgens mijn dagboek een "Battle Inoculation". Het was zwaar maar wij vonden die Schotten reuze aardige lui en we hebben er veel geleerd. Toch moesten we zo nodig ook nog "gedrild" worden door enkele Nederlandse officieren. Marcheren op maat: hoofd rechts -hoofd front! enz. Aan dit laatste heb ik een nare herinnering: 
 
We hadden een z.g. "scheepje" wat zo schuin op je hoofd staat. Blijkbaar paste dat van mij van geen kanten want als ik snel mijn hoofd verdraaide, zoals bij hoofd rechts   hoofd front, viel dat nare ding van mijn hoofd. Zo ook tijdens de 'drilexercitie". Ondanks dat ik er zo goed mogelijk rekening mee hield viel het petje toch een keer op de grond. Helaas voor mij was ik de enige.......Maar ik kreeg wel de volgende straf:  "Vannacht om twaalf uur melden gepakt en gezakt"Dat betekende  je tentje afbreken, je klamboe , je dekens etc, alsmede alles wat je bij je had, inpakken en je melden bij betrokken officier. Die zat lekker in gezelschap met zijn collega's aan een koel drankje, het leek wel of hij niet meer wist wat ik kwam doen...... Nadat ik mij had gemeld kon ik meteen weer inrukken na verplichte groet en alles weer uitpakken, tent opbouwen, etc. Deze vervelende en na mijn menig onverdiende straf, heb ik zoals nu blijkt, nog steeds niet vergeten............
 
Mortier opstellen onder een boom.
Met de Amsterdammers van 5-5 R.I., die  onze mortierstellingen in Kopeng voor ons vertrek naar Neerland gingen overnemen, konden we het in het algemeen goed vinden. Maar....zeiden we wel eens tegen elkaar "ze kwamen wel van boven de Kali en wij zijn maar Brabanders!" Toch kregen we een keer een heerlijke taart in Kopeng door hun kok gebakken in een zelfgemaakte primitieve oven van klei, de taart was versierd met twee eetbare mortiergranaten. Dat was heel bijzonder vakwerk van de kok!
Behalve de training met onze twee mortieren overdag en de nodige theoretische lessen heb ik ze ook een keer 's nachts opgeroepen voor een oefening in het donker. Achteraf bleek dat een zeer leerzame oefening te zijn want de ene groep had de mortier opgesteld onder de takken van een boom!!! Indien vuur moest worden gegeven zou dat in zo'n situatie fataal geweest kunnen zijn, want bij het verlaten van de loop is het projectiel scherp gesteld.
 
Grammofoonplaatje uit Nederland  
Op 19 mei 1947 ontving ik een klein grammofoonplaatje van mijn vrouw met haar lieve stem die ik al zolang niet meer had gehoord terwijl ze ook met haar broer (tweede stem) “ons liedje” zongen dat we in de onderduiktijd samen speelden, zij op de blokfluit en ik op de mondharmonica. We dansten daar zelfs samen op in het ouderlijk huis. Ik was heel erg ontroerd en blij met dat plaatje en heb het regelmatig gedraaid, al was dat wel eens moeilijk want veel afspeelapparatuur hadden we niet.         
In dit verband moet ik denken aan Lieske Hansen uit Geertruidenberg (al meerdere keren genoemd in andere verhaaltjes) 
die ook zo’n plaatje kreeg. Hij kwam triomfantelijk met zijn plaatje naar ons toe: “jongens moet je eens horen”  
Precies weet ik het niet meer maar het was ongeveer als volgt:
“Hallo Lies alles goed met jou, met ons gaat ook alles goed en onze Kees 
(neef?, hoe het precies met zijn familie zat daar ben ik nooit achter gekomen, zelf zei hij dat hij van Deense afkomst was)
maar goed onze Kees “wil ook nog wa zegge ……..(stilte) nou zeg es wa…….
(stilte) wa is dè nou anders  hedde zoveul praets…….(stilte) alléé doe ouwe mond es open anders ben de ook nie zo verlegen…….(stilte) hij doeget nie Lies”  
Wij zaten met z’n allen heerlijk te lachen en wie lachte het hardst…. Lieske !  
 “Fietsenroof” in Duitsland
De volgende gebeurtenis had plaats in de BS-Tijd. Mijn broer en ik deden bewakingsdiensten in Gennep en omgeving en we waren gelegerd in Milsbeek.
Door de felle gevechten eind 1944 en begin 1945 in de omgeving van de maas waren de bewoners van dorpen oostelijk van de maas waaronder Gennep via Duitsland geëvacueerd naar het noorden van Nederland.
Onze taak was bewaking van ontruimde gebieden tot de bewoners na de algehele bevrijding weer terug kwamen.
 
Op een bepaalde vrije dag waren er enkele jongens van onze groep die voorstelden om in de buurt van Goch (niet zo ver over de grens) eens een paar fietsen terug te gaan halen. Mijn broer en ik wilden wel eens in Goch en omgeving gaan kijken hoe het er uitzag na de geslaagde doorbraak van de geallieerde legers maar op fietsenjacht dat zagen we niet zo zitten…..
Toch werden we er bij betrokken en kregen op een gegeven moment een dames fiets toebedeeld met zoiets van “pak aan ze hebben bij ons toch ook de fietsen afgepakt”. Natuurlijk dat was zo maar hebben wij dan het recht om van een eenvoudig vrouwtje wonende op het platte land, die de fiets zo hard nodig had,
ander vervoer was er niet meer, om dan die fiets af te pakken. Mijn broer en ik konden dat niet. We hebben meer dan een uur gewacht tot dat mensje, sjouwend met aardappelen etc., terug kwam en hebben haar de fiets teruggegeven.      
Zij was heel erg blij en ze had wel gemerkt dat wij het er niet zo mee eens waren.  
Wij hebben er nooit spijt van gehad !
 
 
 Weijers-Wijers  
Mijn broer en ik waren samen in Indië. We waren niet de enige broers die destijds samen daar waren als ik denk aan kapitein Vaessens en zijn broer, luitenant Verhulst en zijn broer, alsmede Jan en Gerrit Maassen uit Oeffelt, Cor en Adriaan Polak uit Lage Zwaluwe, dit zijn er enkele die mij te binnen schieten, mogelijk waren het er nog meer.
De naam van mijn broer (helaas in 1997 overleden) werd correct gespeld zoals die van mijn vader Weijers met e, terwijl mijn naam zonder e foutief werd ingeschreven in het register van de Burgerlijke Stand te Mook en Middelaar.
Daar kwam ik pas achter toen ik in 1941 mijn persoonsbewijs ging af halen op het Gemeentehuis in Mook. Je moest dat bewijs altijd bij je hebben, daarom had ik er een paar kleine gaatjes in geknipt zodat ik het kon opbergen in een ringboekje dat ik altijd bij me droeg. In mijn onderduiktijd werd ik in Nijmegen aangehouden door een Nederlandse Politieman. “U hebt Rijkseigendom beschadigd ik moet Uw persoonsbewijs innemen” zei de man. Ik durfde niet te zeggen dat ik onderduiker was immers je wist nooit zeker aan welke kant deze agent stond. De meeste waren wel te vertrouwen maar gezien zijn overijverig gedrag heb ik maar niets geriskeerd. Ik kreeg wel …….een “bewijsje” dat hij het had ingenomen.
Dat betekende geen distributie-stamkaart en geen bonkaarten  meer want zonder persoonsbewijs kreeg je die niet. Toch is het mij vrij snel weer gelukt om in Boxmeer een vervalst persoonsbewijs te bemachtigen. Ik heb het nog steeds !
Het Nederlandse persoonbewijs bedacht door een zeer ijverige ambtenaar van de Haagse Gemeentesecretarie de heer Lentz was van een bijzondere kwaliteit (helaas voor Nederland). De heer Lentz is met het ontwerp naar Berlijn geweest en de Duitsers waren stom verbaasd, het was beter dan dat van Duitsland !, aldus volgens de boeken van Dr. L. de Jong.   
Gelukkig voor mij kon het wel worden nagemaakt, maar met speciale apparatuur kon altijd worden vastgesteld dat het een vervalsing was. Ik kon het dus normaal gebruiken, maar als ik was opgepakt (we hadden op onze leeftijd ons gezicht niet mee) dan zou de vervalsing zeker zijn ontdekt.
Bij ontslag uit militaire dienst per 1 juli 1948 hadden mijn broer en ik nog een financieel probleem met het Ministerie van Defensie door verwisseling van Wijers door Weijers. De een moest een flink bedrag terug betalen en de ander had voor hetzelfde bedrag een vordering. Wij zijn samen naar Den Haag geweest en konden uitleggen dat de namen verwisselt waren. Het hield verband
met medekostwinnersvergoeding van mijn broer.     

                                                                                  Jan Wijers  

 

 

terug naar verhalen   /   terug naar index