Verslag van de reis naar Indonesië van sobat van Erp (Chauffeur AAT bij 2-6RI)  met zijn zoon.
 
"Na 1 luxe overnachting in het Pullman Putrajaya Lakeside vlakbij het KL int. Airport, we kregen weer een upgrade naar een super de luxe appartement,
’s morgens heel vroeg naar de terminal van Air Asia. Niets vergeleken met de terminals van de “gewone” luchtvaartmaatschappijen. Low cost vliegen kreeg op deze terminal, aan de andere kant van het vliegveld, een confronterend gezicht. Alles krioelde door elkaar, alles behalve enige luxe. Instappen over het asfalt op de trap in het vliegtuig. Maar de vlucht naar Yogjakarta verliep zonder enig probleem. Na 2 ½ uur zetten we voet op een bijzonder klein vliegveld. De koffers worden voor je van de enige kofferband afgehaald om daarmee de enige kleine ruimte meteen vol te zetten met koffers terwijl de douane en nog een extra X-ray machine controle die kleine ruimte moeten delen. 
Bij buitenkomst, 10 meter verderop, staat onze chauffeur (Tidar) al met ons naambordje omhoog om ons naar zijn airco luxe auto te brengen. We stappen in en rijden meteen het drukke Yogja in op weg naar onze 1e bestemming; de Merapi vulkaan. 
Na een rit over bijzonder smalle wegen, de vele brommertjes en motoren ontwijkend, stoppen we op een plek waar de uitbarsting van de Merapi enkele jaren geleden goed zichtbaar zijn. Helaas ligt de vulkaan zelf in dikke nevel gehuld en is er nog geen zichtbare ontmoeting met deze reus. 
Op weg naar ons hotel in Ungaran komen we ook door Ambarawa. Deze plaats heeft voor pa een bijzondere betekenis. Verhalen vertellend op de achterbank van de auto vraag ik Tidar even te stoppen voor een kopje koffie. We stoppen voor een klein openlucht museumpje. Geen koffie maar voor pa een feest van herkenning. Bij toeval blijkt het een museum met allerlei oorlogstuig. Pa ziet meteen zijn Dodgies, de 4 tonners waar hij in oorlogstijd achter het stuur zat. Ook de kleine Nederlandse tank en een treinwagon met bekende oorloguitdrukkingen gemarkeerd. Even verderop herkennen we de kruising waar pa enkele hachelijke situaties opsomt waarbij er wederom verhalen loskomen natuurlijk. 
Een bezoek aan het station van Ambarawa lijkt een nog groter succes. Behalve dat er een muur is gebouwd om de kampong van het station (inmiddels een spoorwegmuseum) te scheiden lijkt alles nog intact zoals zo’n 65 jaar geleden, alweer een bijzondere ontmoeting met het verleden van mijn pa. 
Als we later in de middag op onze hotel kamer bijkomen is de 1e dag van onze Indonesië rondreis een enorm succes. Wat geweldig om je vader zo te zien genieten! 
Onze 2e dag brengt ons naar Semarang.
Met name in deze stad heeft pa het meeste meegemaakt in zijn tijd in Indonesië. Grappige en zelfs hilarische zaken maar ook verschrikkelijke en traumatische gebeurtenissen. Het heeft gedeeltelijk pa gemaakt tot de man en vader hij altijd is geweest voor mij en mijn broer Ronald. 
De weg naar Semarang levert al de nodige verhalen op en pa herleeft de tijd op een fijne wijze zo kan ik zien. We rijden als eerste naar het Candi ereveld voor gevallen militairen. Van mijn vriend Berry Hanssen heb ik een aandenken meegekregen om het kruis van zijn gesneuvelde oom te hangen. Na de begraafplaats te hebben gevonden heb ik met trots aan zijn verzoek kunnen voldoen.
 
Het valt op dat er zo velen onder een spierwit kruis liggen die de leeftijd van 20 niet of nauwelijks hebben gehaald. Het kerkhof is bijzonder goed bijgehouden en we hebben de “uitvoerders”, die ons erg vriendelijk ontvingen, gecomplimenteerd met hun werk. 
We stoppen bij het Elizabeth ziekenhuis waar hij is verpleegd en de omgeving goed kent en daarna rijden we naar Toko Oen, een bekende plaats voor menig dorstig en hongerige Nederlander. Het gebouw is van buiten dringend aan een opknapbeurt toe maar binnen ademt de toko een koloniale sfeer, een beetje meer aandacht voor onderhoud misstaat hier echter ook niet. 
 
Vanuit Toko Oen naar het grote verkeersplein van Semarang waarbij het gebouw van de NIS (Ned. Indische Spoorwegen) prominent afsteekt tegen de rest. In positieve maar van dichtbij ook in negatieve zin. Het gebouw is verwaarloosd en verdient absoluut een beter lot omdat het een markant en bijzonder mooi gebouw is waar Semarang trots op zou moeten zijn. 
De Tijgerclub is volledig gerenoveerd en is een pronkstuk. Verhalen over deze club zijn er legio in pa’s herinneringen, het was een uitgaansclub wel te verstaan. 
Het huis waar pa en zijn maten lange tijd veel tijd hebben doorgebracht bij de familie Dingeman aan de Penaton weg is er nog steeds na 65 jaar.
Zelfs het kapotte raam, dat tijdens het schilderen was gesneuveld is nog in dezelfde staat, kapot dus. De verf, groen (!) is erg vervaagd maar aanwezig.  “Hoe is het mogelijk?” lachte pa, weer een fantastische herkenning rijker. 
Na veel foto en videowerk gaan we moe maar voldaan terug omhoog naar Ungaran, lekker koel, maar zo’n 32 graden. Na een heerlijk diner is slapen niet moeilijk. 
Voor pa dan. Ik heb een lichte voedselvergiftiging opgelopen en slijt de tegels tussen bed en toilet die nacht en ochtend. Volledig slap en nog steeds een wrak sleep ik me door onze 3e dag. Pa als verzorgende vader, met pillen tegen de schijterij etc. Gelukkig is het maar 1 dag.  
Salatiga was onze 3e stop.
Helaas hen ik van die omgeving niet veel meegekregen.
 
Van Salatiga naar Solo (Surakarta). De drukte op de weg valt een beetje mee aangezien het zondag is, hoewel op de meeste plekken gewoon wordt gewerkt. Ook op de Koffie- en rubberplantage van Tlogo. We kregen hier een interessante rondleiding. Vanaf 4 uur in de morgen zijn er daar mensen, waarvan vele oudere vrouwen, bezig om de rubber (latex) met volle, loodzware kannen naar de productie te vervoeren. Vaak op blote voeten of aftandse slippertjes. 
In Solo bezoeken we het paleis van de Sultan daar. Het is geen paleis zoals we dat in Westerse termen moeten indenken. Volgens mij zijn het omhooggevallen regioburgemeesters die voor de onafhankelijkheid nog politieke macht hadden.
Nu vervalt hun “paleis” beetje bij beetje en moet toerisme nog wat opleveren; eerlijk gezegd viel het mij een beetje tegen maar is wel een onderdeel van de Indonesische cultuur.  

 

terug naar verhalen terug naar index