Vrienden

 
Het moet ongeveer 55 jaar geleden zijn dat zij elkaar in de B.S. tijd ( binnenlandse strijdkrachten ) hadden ontmoet. Samen trokken ze op, leerden elkaar zodoende goed kennen. Ze hadden ook veel gemeen samen, wisten wat ze aan elkaar   hadden. Ze wisten ook van elkaars ongemakken en hadden ook geen geheimen voor elkaar. Het werden dan ook dikke vrienden, ze zouden elkaar steunen in goede en slechte tijden, in vreugde en verdriet. Kortom, het klikte en dat was de hoofdzaak. 
In de B.S. tijd liepen ze ook samen patrouille en stonden samen soms op wacht. Bij het uitgaansleven waren ze meestal elkaars nabijheid, trapten samen lol en als er gedronken werd was het een feest. 
Bij het vertrek naar Duitsland voor de bezetting bij het Canadese leger waren ze weer present, hadden geleerd hoe je de zaak goed kon organiseren. 
Na verloop van tijd vertrokken ze als oorlogsvrijwilliger met het m.s. "De Nieuw Amsterdam" naar Nederlands Indië. Na een verblijf van ongeveer vier maanden op het Britse eiland Malakka ( Morrib Beach) vertrok men eindelijk naar Java ( Ned.Indië) 
Na veel omzwervingen kwamen ze terecht op een voorpost bij de stad Semarang, waar ze dan ook de meeste tijd doorbrachten. Ze sliepen in dezelfde tent en hadden tijdens hun diensttijd slechte en goede momenten. Er werden vele herinneringen uit hun jeugd opgehaald, over thuis, over hun vriendin in Holland, over de tijd dat ze nog schooljongens waren. Op de duur waren er voor beiden geen geheimen meer. Had een van hun een slechte tijding uit Holland, dan was de ander   klaar om hem te troosten. Zat een van hen een keer in de put, dan was er die hand op de schouder en de link " we komen er  wel". 
En zo verstreek de tijd, maanden werden jaren. Tot op die ene dag, " de fatale dag" en alles werd anders
. Samen gingen ze die  dag op patrouille, niks bijzonders, ze hadden al zoveel patrouilles gelopen. Ook deze patrouille was eigenlijk niets bijzonders. Het was heel vroeg in die morgen, het was nog hartstikke donker en zoals gewoonlijk werden alle zichtbare delen ingewreven met  muskietenolie tegen de muggen, de zware rugzak volgestouwd met patroonhouders en dat alles was al geen pretje. 
Door de blubber werd er gekropen, werd er gevloekt en gescholden op die peloppers en al wat tegenviel. 
Op die dag kwam er de zon ook nog bij en dat was echt geen vriend op zo'n moment. Zo werd er rond gezeuld door de Indische sawahs. En weer zoals zo veel andere patrouilles zou het een makkie worden, dus niets te beleven. Maar toch, het was eigenlijk te rustig, dat waren ze niet gewend, ze hadden na een halve dag nog geen pelopper gezien. 
Maar daar bleef het niet bij en meestal als het zo rustig was, gebeurde er wat en zo was het ook nu het geval. 
Waar vandaan het kwam kwam, hij weet het niet meer, maar het knetterde ineens van alle kanten. Mijn vriend was verkenner  ( iemand die voorop loopt om de zaak te verkennen ) en die had een neusje voor dat onraad en de gevaren. Het geknetter van geweervuur en automatische wapens, en daar tussendoor vielen er ook nog granaten, al met al een grote herrie.
Zoals plotseling al die herrie begon, zo kwam er opeen die plotselinge opmerkelijke stilte. Er werd geroepen om de hospik,  een tijdje later werd alles duidelijk, er was een zwaar gewonde. Zijn vriend was getroffen door een verdwaalde kogel of een splinter van een granaat. Hij was er zeer ernstig aan toe. Na een tiental minuten was het voorbij, hij leefde niet meer. De patrouille werd afgeblazen en men keerde terug naar het basiskamp en werd zijn vriend afgevoerd naar het ziekenhuis in  Semarang.  Diezelfde dag werd zijn vriend begraven op Tjandi, zijn vriend maakte deel uit van het Erepeloton. De aalmoezenier sprak nog  een afscheidsgebed en er klonken saluutschoten. We namen afscheid van een vriend die zijn offer had gebracht. 
Die avond, bij terugkeer op de voorpost, is hij teruggegaan naar zijn slaapvertrek. Het was erg stil.  
Hij had wel eens gelezen dat een soldaat niet mocht huilen, maar alles werd hem toch teveel. Die lege tent, het lege veldbed en de ondragelijke stilte. Hij liet zijn tranen de vrije loop,  het verlies van zijn vriend, ver weg van zijn familie en vaderland, in een vreemd land, duizenden kilometers van huis.  En vanaf dat tijdstip wilde hij toch naar huis en niet lang daarna kwam de wens in vervulling. Zijn diensttijd in de Oost was voorbij. Hij ging terug naar Holland. Op de vooravond van zijn vertrek bracht hij nog een bezoek aan Tjandi om afscheid te nemen van zijn vriend. 
 Nu, jaren later, bezoekt hij nog altijd het Indië-monument in het park Hattem in Roermond, als daar de doden  worden herdacht. 
Hij vraagt zich dan in stilte af, of het allemaal wel zinvol is geweest zo'n offer. 
Na wat hij allemaal in de courant moet lezen over de vele ongeregeldheden welke zich momenteel in Indonesië afspelen. Als dan bij het spelen van het volkslied de stilte aanbreekt, is het net of toch weer die hand op zijn schouder rust  en iemand in zijn oor fluistert " Het is goed zo, makker.
 
De sobat A.M. Schouten (hospik)
                 

                                                                                       

 

< naar verhalen  /  < naar index