Bezoeken aan sobats in 2019

Commando-overdracht bij het 42e van LBJ
 
Op uitnodiging van brigadegeneraal J.W. Maas, commandant 13 lichte brigade werden wij uitgenodigd om op 8 oktober 2019 aanwezig te zijn bij de commando overdracht van 42 patserinfanteriebataljon Limburgse Jagers en Regiment Limburgse jagers. De ceremonie vond plaats bij het momumentale pand "de Hoofdwacht" op het Vrijthof in Maastricht. In de muziektent van het Vrijhof speelde het reünieorkest Limburgse Jagers met zoveel enthousiasme alsof het leek dat er een concert van André Rieu werd uitgevoerd. Een daverend applaus van de toeschouwers viel de orkestleden ten deel. Bravo!

 
Wij reisden per trein naar Maastricht en werden daar netjes opgehaald met een militair busje en via een toeristische route naar “De groote Sociëteit” op het Vrijthof gebracht. Prima geregeld en bedankt!
Hier werden we ontvangen met koffie en uiteraard met Limburgse Vlaai. Daar begonnen we pas aan nadat we eerst overste Ralf Goossens van harte feliciteerden met zijn overplaatsing en hem met een passend cadeau bedankten voor de fijne samenwerking van de afgelopen jaren en de nieuwe overste, Ron Plender, van harte feliciteerden met zijn aanstelling tot commandant LBJ. Wij hebben hem eveneens een cadeau aangeboden. Overste Ron Plender hoopt in de voetsporen van Ralf te treden met het verlenen van diensten ten behoeve van u, veteraan.  
Het was een drukte van belang. Sterren, strepen en balken, het kon niet op. We begroetten (voormalige) reg. commandanten, Tummers, Klein Schaarsbergen, Jacops, Querido.  Adjudanten v.d. Voort, Paul Payens, kapt. van der Heijden en Limburgse Jagers van verdiensten o.a. Vroom en van der Ploeg waren ook aanwezig. Na de lunch was het wachten op de bussen met het bataljon. Zonder de manschappen kan je toch geen commando overdragen.
Het begon nog droog deze dag maar eer de ceremonie zou beginnen waarbij Luitenant-Kolonel Ralf Goossens het vaandel en het commando zou overdragen aan Luitenant-Kolonel Ron Plender, kwam de regen soms met bakken uit de hemel! 
Ten overstaan van het bataljon verraste Brigadegeneraal en tevens regimentsoudste Limburgse Jagers, Rob Querido,   de scheidende overste Ralf door hem het Ereteken voor verdienste op te spelden.
 
 
Na de ceremonie buiten was er binnen  een receptie en gelegenheid tot feliciteren. Na afloop van de receptie werden wij weer netjes bij het station afgeleverd. Echter niet voordat we nogmaals beide oversten bedankten voor de uitnodiging en wensten zowel Ralf als Ron veel succes in hun militaire carrière. 

 

 
 

 

Thuiswedstrijd  bij marinier Willem van der Endt  
 
 
We zitten bij Willem van der Endt op de koffie. Het is een thuiswedstrijd in Hoogvliet. We hebben sobat Willem leren kennen bij de inloopdagen van de veteranenbijeenkomsten in Hoogvliet.
Nu dus op de koffie bij hem thuis. Sobat Willem prijst Joop dat hij er zo goed uit ziet na alles wat hij meegemaakt heeft met de gezondheid. “Maar het hart is goed. En zit ook nog op de juiste plaats!” bast  sobat Willem met zijn zware stem. “En daarom zijn we dus ook hier. We dragen de veteranen een warm hart toe en willen graag uw verhaal horen.”
“Hoe kwam het dat u naar Indië ging?” start Joop het vraaggesprek. Sobat Willem is behoorlijk doof dus soms moeten de vragen meerdere keren gesteld worden. Dat maakt niet uit. Wij hebben de tijd.
“Hoe het kwam dat ik….?”  “Naar Indië ging,” vult Joop geduldig aan. 

“Oh, ja, vrijwilliger bij de mariniers. Ik was één dag bevrijd en toen stond ik al op het gemeentehuis om mij aan te melden. Want ik wilde er uit na die vier oorlogsjaren. Ik kom uit Zeeland en gaf mij op voor bij de marine, want ik was gek van water. Ik zat elke dag op de kade. Bij de vissersboten. Mijn oom had er een.

Ik werd opgeroepen voor de marine, maar toen hadden wij elke avond een feestje. Mijn vrienden hadden een bandje en ik mocht met ze mee. Zo net na de bevrijding. Tot ’s ochtends zes uur feest en om 8.00uur moest ik gekeurd worden in Goes. Op de fiets. Maar ja, ik kon de lettertjes niet goed lezen en ik had platvoeten!

Ik kreeg bericht dat ik voor de helft goedgekeurd was. Mijn vrienden die gingen al naar Engeland voor de opleiding en ik hoorde maar niks. Toen kwam ik een andere maat tegen en die zei: ‘Dan moet je bij de mariniers gaan. Ik ga over veertien dagen weg.’  Ik had nog nooit over de mariniers gehoord. Ik gelijk naar het gemeentehuis, opgegeven, gekeurd en een paar weken later ging ik naar Engeland toe en toen naar Amerika.
 
 
”Waar zat u in Engeland?” vraagt Joop. “In Schotland in Rosyth, maar dat was maar veertien dagen. Daar kreeg je de beginopleiding en je uniform.  En toen naar Amerika. Ik was nooit zeeziek, maar meer dan de helft aan boord lag zeeziek en te kotsen. Ik heb geen honger geleden in de oorlog, maar wat ik daar naar binnengewerkt heb, want de meesten lieten al het eten staan. Dat Amerikaans eten, dat was verschrikkelijk wat je allemaal op je bord kreeg. Grote stukken kip en dan kon je nog es een keer terug. De Limburgers die hadden nog nooit water gezien, laat staan dat ze op het water geweest waren! Die waren allemaal zeeziek. We hebben veertien dagen op de LST (Landings Ship Tank / landingschip voor tanks) gezeten naar Amerika.  In North Carolina vlak bij Wilmington. 
In mei kwamen we daar aan. Er  was een marinierkamp. Dat was een kamp zo groot als Utrecht! Daar zijn we een paar maanden in een echte kazerne geweest voor de opleiding. Toen stopte de oorlog in Japan en moesten we zo snel mogelijk weg. Ze hadden ons niet meer nodig, want wij waren bedoeld voor aanvulling van de Amerikaanse mariniers. Daar kregen we die opleiding voor!” ”Waren dat allemaal Nederlandse jongens?” wil Marianne weten. “Ja, alleen maar Nederlanders. We zaten er met 4000 man. Maar toen die oorlog afgelopen was, 15 augustus 1945, toen moesten we zo gauw mogelijk weg. We kwamen terecht in een oud kamp waar alleen zwarte mariniers opgeleid werden. Camp Lejeun.
 
 
Dat was het echte opleidingscentrum.”“Ben ik ook geweest” zegt Joop. “Ben jij daar ook geweest?” vraagt sobat van der Endt verbaasd.” Ja, op rondreis door de USA. Vakantie dus!” “Maar dat kamp was veel minder, voor die zwarten.” Allemaal oude barakken. Daar hebben we ook nog een paar maanden gezeten. Al met al heb ik toch een goeie tijd gehad daar. 
 
In november 1945 zijn we toen naar Indië vertrokken met de Noordam. We hebben er ruim vijf weken over gedaan. In Nederlands Indië mochten we dus niet aan wal. Van de Engelsen niet, want die hadden het daar bezet eigenlijk. Toen heeft de helft van ons drie maanden op Malakka gezeten. Wij mochten wel ons geweer meenemen maar munitie niet! Onze kapitein zei: ‘Steek die zakken vol!’ Ik was van de mitrailleurs dus dat kon ik natuurlijk niet met die banden. Maar geweerdragers die staken hun zakken vol. Ze wilden ons zo met wapen maar zonder munitie wegsturen. Het was een beetje raar in het begin maar later is dat wel goed gekomen.  Toen heb ik dus een paar maanden in Batavia gezeten. En de rest van de tijd in Soerabaja. Ik heb er nooit spijt van gehad. Als je 18-19 jaar ben, wou je het land wel uit na de oorlog.”  
 
Dit keer is het Marianne die de  begindraad nu oppakt door te vragen waar sobat Willem is geboren.  “Yerseke in Zeeland. Ik ben 9 oktober geboren. In 1925! Mijn vader was buschauffeur en moeder deed het huishouden. Ik had één broer en twee zusters. Mijn vader heeft zich doodgerookt. Ik zat twee jaar in Indië toen ik bericht kreeg dat hij was overleden. 47 Jaar was die. Longkanker, maar dat hoorde je toen nog geeneens. Ik geloof dat ze het toen de vliegende tering noemde of zoiets. De dokter had tegen mijn moeder gezegd: die man die heeft zich zelf doodgerookt.  
 
Ik ben tot januari 1948 in Indië geweest. Dus twee jaar. Op oudejaarsdag 1945 kwamen we op Batavia aan. Op Malakka veertien dagen eerder. We hebben ook nog veertien dagen voor anker gelegen in één van die haventjes. Port Swettingham.
Daar is de helft ongeveer er af gegaan, 2000 man. Wij met ons bataljon mochten dan landen, net wat ik daarnet zei, maar zonder munitie. De andere helft die bleef in Malakka. Daar had je een soort kamp met oude barakken. Of het nou voor krijgsgevangenen was geweest, weet ik niet. Ik ken die namen nou niet meer herinneren. Ik heb er nog een boek van. Het maakt niet uit. Er waren meerdere kampen daar.”  
 
“Hoe vond u het toen u aankwam in Indië?“ vraagt Marianne.“Op die leeftijd dan neem je alles gelijk aan. Je verwonderde je eigen niet veel meer. Kijk, als je  van het platteland kwam en nog niks gezien hebt en nooit verder geweest ben dan Antwerpen als buitenland. Mijn oom die voer op België met de motorboot, dan ging ik mee. Maar toen in 1944, zo zat je nog in Zeeland en vier weken later liep je door New York! Dat vonden we eigenlijk allemaal ook maar gewoon, want op die leeftijd neem je alles gauw op. Maar het was wel een levensgroot verschil.
Ik heb er van genoten en vond het leuk. Een beetje afwisseling op die leeftijd is wel fijn. Ik ging niet met het gevoel om daar die mensen te gaan bevrijden, want wat wisten wij daar nou van af. Politiek interesseerde mij niks. Ik ging enkel voor het avontuur. Om uit Holland weg te komen na de oorlog.”
 
“U heeft de lagere school afgemaakt,” doet Marianne een stapje terug in de tijd. “Ja, alleen de lagere school en daarna de schippersschool, want ik wilde natuurlijk gaan varen. Dan moest je een Rijnvaartpatent halen. Ik heb in de avonduren de schippersschool gedaan.””Maar wat deed u op de dag dan?”vraagt Joop nieuwsgierig. “Ik zat in de mosselen en oesters. Yerseke, dat is dé plaats daarvoor. 
Joop bewondert de sportbekers die in de kamer staan uitgestald. “Zijn die van het biljarten?” “Ja, ieder jaar weer. Ik ben hier in het tehuis beneden al veertien jaar lid. Het zegt niets hoor, want de kwaliteit van de biljarters is heel laag. En dan spring je er al gauw uit en win je bekers. Er was er altijd maar één die beter was dan mij en nu zijn weer twee nieuwe erbij gekomen die ook heel goed zijn. Eindelijk wat strijd.
Ik heb er nog plezier in.
Het is de enige beweging die ik eigenlijk nog heb. Lopen is haast niks meer. Ik heb een hometrainer. Daar fiets ik ’s avonds nog 20 minuten op. Dan heb ik toch wat. Ik zet hem dan voor de TV en kan dan gelijk kijken, want voor mijn plezier doe ik het niet. Zo met de TV aan dan houd ik het net vol.”
“Toen u terugkwam uit Indië wat bent u toen gaan doen?” wil Joop weten. “Ik ben gelijk bij de koopvaardij gegaan. In Amsterdam. Toen ik terug was in Nederland dacht ik dat ik wel weer in de mosselen terecht kon, maar dat was een beetje ingezakt. Er was daar niet veel werk meer. Ik heb de trein gepakt en ben naar Amsterdam gegaan. Oh nee, ik ben naar het kantoor gegaan in Kruiningen.  
Daar was een bemiddelingskantoor voor werkelozen. Ik vertelde ze dat ik graag wilde varen. Die hebben er voor gezorgd dat ik in Amsterdam bij de Maatschappij Nederland aan de slag kon. Daar heb ik 13 jaar op de koopvaardij gezeten. Toen had ik ondertussen ook mijn vrouw leren kennen in Kaapstad.” ”Kaapstad?” vraagt Marianne nieuwsgierig. “U dacht, wat je ver haalt is lekker”.
“Ik heb haar naar Holland gehaald, we zijn getrouwd en ben ik gestopt met varen. Ik had wel gezien dat het varen voor een getrouwd man niet te doen was. Die getrouwde mannen gingen ook stappen, ze zijn 6 tot 8 maanden weg, nee, daar begin ik niet aan. Ik ben gestopt en ben in de Rotterdamse haven terecht gekomen als bootwerker. Na een paar jaar ben ik kabelgast geworden.” “Kabelgast?”  “Ja, kabelgast. Staaldraad splitsen en touw prutsen, netten maken en alles.”
 
 
 
”Vandaar dat u nu nog van de mooie knoopkabeltjes kan maken voor aan je sleutel en zo.”  “Ja, dat kon ik al vanaf de koopvaardij natuurlijk. Ik was altijd al gek op dat knutselen met een touwtje. En ik doe het nog steeds! Vooral Turkse knopen, die doe ik graag. Het lijkt eenvoudig, maar dat is het niet hoor. Je moet er heel lang op oefenen om dat onder de knie te krijgen. En het houd je vingers soepel en je moet je hoofd er bij houden. Maar nu zit ik hier eigenlijk helemaal uitgevloerd. Je zit niet te wachten op een lijdensweg.  Dus ik blijf doorgaan. Mijn voet ligt helemaal in de puin. Artrose. Het kraakbeen raakt dan op en de botten schuiven over elkaar. Erg pijnlijk. Je kan er daardoor haast niet meer uit.”
Met “Joop, jij zat in Nieuw Guinea toch?” slaat sobat Willem een andere weg in.  “Ja, dat klopt, in 1961 en 1962. Ik was dienstplichtig, geen vrijwilliger. Ik moest en ik heb er geen spijt van.”“Dat hoor je niet veel dat mensen er spijt van hebben gehad,” zegt sobat Willem. Het is de vriendschap die je meegemaakt hebt. Dat staat in contrast met het burgerleven hoor. Die vriendschap als je lang met iemand optrekt. Ik heb hele goeie vrienden overgehouden waarmee ik tot het laatst contact heb gehouden. Ja, ze zijn nu allemaal dood.  
Als ik op Yerseke kom ook, dan ken ik daar bijna niemand meer van je eigen leeftijd. En die drie of vier jaar jonger waren, daar ging je niet mee om. Ik ben met mijn 18e jaar al weggegaan. Ze kennen je niet die jongens. Maar het is een mooi dorp. Ik vind het geweldig als ik daar weer kom. Ik ben gek op de haven. Gelukkig brengt mijn dochter mij ieder jaar een keertje erheen met de auto. Mijn zuster woont in Goes. Dan gaan we daar ook langs. Ik had twee dochters, één is er overleden. Nu heb ik twee kleinkinderen  en een achterkleinkind.  
 
Je hebt een stukje van de wereld gezien op kosten van de staat. Ik ben op veel plekken op de wereld geweest, maar nooit het idee gehad om te emigreren. Amerika vond ik wel leuk, maar niet om er te wonen. Australië heb ik ook gezien, daar zitten ook veel Nederlanders. Veel hebben nu nog heimwee. Net na de oorlog waren die landen aantrekkelijk. Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Amerika, dat waren de landen waar veel mensen heen gingen omdat ze daar meer konden verdienen.”
“Wat zijn uw mooiste herinneringen aan uw tijd in Nederlands Indië?” “Ik heb het niet makkelijk gehad, want ik was mitrailleurschutter en in de natte tijd liep je tot aan je knieën in de modder.
 
 
Elke dag op patrouille of actie. En als het droog weer was, dan had je van die harde kluiten. Wat dat betreft toen vond ik dat niet zo leuk. Maar ik vond het mooi om dat land natuurlijk te zien. Maar echt mooie dingen, nee. Het mooiste was als je soms een mooi meisje trof in de kantine van de mariniers waar je een beetje contact mee kon hebben.  Maar ook de kameraadschap was erg belangrijk.” 
“Dan komt natuurlijk ook de tegenvraag, wat is de slechtste ervaring of herinnering die u heeft meegemaakt,”vraagt Joop.“Nou, ik heb er geen trauma van opgelopen. Ze hebben eens de kop van mijn veldfles eraf geschoten. Over mijn rug. En dan voelde je eens en zei je och het valt wel mee. Het was op een grote actie en op een gegeven moment moest je mee naar voren. Ik had een helper voor met de mitrailleur natuurlijk. De een pakt de voorkant ervan en de ander de achterkant en dan moest je gebogen naar de vijand toelopen. En toen schoten ze over mijn rug zo de kop van mijn veldfles eraf. Die liep helemaal leeg. Ik zeg tegen mijn maat: ik ben gewond. Want ik voelde nat op mijn rug en dacht: dat is bloed. Toen voelde ik dat er van de veldfles een stuk af was.  Ik heb nog flink moeten praten om een nieuwe veldfles te krijgen.” Sobat Willem is er nog verontwaardigd over.
“Ja, we liepen het meeste patrouilles. En dat was meestal voor niks. Je was blij dat je contact kreeg dat je dat ding kon gebruiken. Ja, dan was je echt blij. Dan voelde je ook geen moeheid meer. Anders kwam je weer met banden vol met munitie terug.
Ik heb alleen de eerste politionele actie meegemaakt. Vanuit Soerabaja zijn we  toen geland in Pasir Putih op Oost Java. Ook met zo’n LST. 
 
De marine was er al geweest met bommenwerpers dus we hebben niet veel tegenstand gehad.  Daar hebben we een hoop van die plekkies ingenomen. De meeste namen daarvan ben ik vergeten. Het laatste jaar van mijn dienstijd heb ik op Oost Java gezeten. Namen, die weet ik niet meer. Kleine kampongs gewoon. We zaten in oude hutjes.’s Avonds om half zes moest je achter je mitrailleur gaan zitten, want dan waren er meestal aanvallen. Zo tussen licht, schemer en donker. In een tijd van een half uur was het daar donker.
 
En ik vergeet het nooit, ik zit een keer zo te turen, ik had een soort stelling gemaakt met zandzakjes en er komt zo’n slang recht op mij af!” Sobat Willem geeft een fors formaat aan, groter als onze gardena tuinslang. “Toen ben ik zo geschrokken! De slang die schrok waarschijnlijk ook, maar hij heeft niet naverteld. De andere dag hebben we hem doodgetrapt. Voor de rest ben ik niet snel bang te maken, maar die slang! Brr. “
“En dan krijgt u te horen, u gaat naar huis,” pakt Marianne het verhaal weer op. “We zijn in januari 1948 met de Johan van Oldenbarnevelt terug naar Nederland gegaan. Dat was precies dezelfde boot waarmee ik van Amerika naar Indië ben gegaan. Ongelofelijk toevallig natuurlijk.” 
 
Maar nu stoppen we, want u moet op tijd naar beneden om te biljarten.” “Ja, het is zo’n klein groepie, als dan nog een man wegvalt is de lol eraf. Maar wacht even, ik geef je eerst nog die bonnetjes (DE red.) van de thee voor de loterij.” “Mooi ! Nu u eigen voorbereiden voor het biljarten,”zegt Joop, “gewichtheffen en zo.” Na een hartelijk afscheid en tot ziens, stappen wij op. Sobat Willem woont op bovenste etage van het bejaardenflat,  prachtig uitzicht, maar wij zijn vooral blij met de lift.      

 

 

Herdenking Roermond 
 
Op 7 september 2019 waren Joop en Marianne voor het eerst weer op pad voor de veteranen.  De grote jaarlijkse herdenking bij het Nationaal Indië- monument in het stadspark Hattum in Roermond. Uiteraard gingen we niet alleen voor de Indiëveteranen maar nu ook voor Joop en  zijn makkers, de NNG-veteranen. We reisden met de trein naar Roermond. “Ik kan dan lekker rusten tijdens de reis en eenmaal in Roermond kunnen we naar de tent gaan, niet zo vermoeiend als de hele tijd over het grasveld lopen.” Aldus geschiedde.
Meteen bij aankomst bij het terrein kwamen we de eerste bekenden al tegen. We liepen al gelijk tegen Willem Kloos en Hans van Oirsouw aan blij verrast om ook Joop er bij te zien. Pieter Paulusma wist niet wat hij zag toen hij Joop op zich af zag komen. Familie de Boer uit Tilburg, ook zij begroette ons verbaasd. Dat jullie hier zijn! Geweldig.
 
Sobat Jo van den Heuvel, 2-6RI, ook aanwezig, heeft namens u allen de krans gelegd bij het monument. Deze krans, evenals de krans op het ereveld in Candi,  Semarang, wordt bekostigd van uw donaties.
 
Jo van de Heuvel,  uit Eindhoven, al vele jaren voor ons de kranslegger, ontmoetten we in de tent. Uiterst joviaal werden wij door hem begroet en raakten gezellig met hem in gesprek. Dat kan je wel aan sobat Jo overlaten. Met de baret schalks op zijn hoofd geplaatst, heeft deze sobat van 2-6RI altijd wel wat te vertellen. 
De weergoden waren de veteranen genadig. Het bleef op een miezerig buitje na droog. Dit terwijl er toch erg slecht weer was voorspeld. 
Kol. der Jagers Ludy de Vos, directeur VI en de minister van defensie Ank Bijleveld dronken gezellig een biertje bij de aanwezigen in de tent. Joop is niet te verlegen om dan meteen te vragen of Marianne ministerieel op de foto mag.  
 
 
Dat mocht!  

 

 

Arie van Brakel, 3-7RI, overleden 
 
 
Arie Johannes van Brakel, 3-7RI
Zorgzame man, vader, schoonvader en opa Bus
15 augustus 1925  - 14 augustus 2019
Mijn kaarsje gaat uit…”  

 

Het afscheid vond plaats op woensdag 21 augustus 2019 in de Biesbosch aula van de Essenhof in Dordrecht. Aansluitend was er gelegenheid voor persoonlijke condoleance in de koffiekamer. Daarna was de begrafenis in besloten kring op de begraafplaats Dubbeldam in Dordrecht. 
In mei 2018 bezocht sobat Arie van Brakel samen met zijn vrouw, dochter en schoonzoon voor het eerst de reünie in Oirschot.  Hij had een geweldige dag gehad. Helaas was er in 2019 geen herhaling mogelijk. Sobat Arie was te ziek. Had geen energie meer.  Wel vroeg hij naar de gegevens van Bas van Veen, ook 3-7RI. Wilde graag nog eens contact met deze sobat opnemen.
Helaas, er is niets meer van gekomen. 

 

 

 

Jan van Haastrecht, 5RS, overleden 
;
Jan Cornelis Maria van Haastrecht, 5RS, commandant 3e Cie
Lieve, markante vader, schoonvader en opa 
20 maart 1925  -  6 augustus 2019 

 

De afscheidsbijeenkomst vond plaats op zaterdag 10 augustus in De Schaapskooi in Baarn. Aansluitend was er gelegenheid om te condoleren.
Jan van Haastrecht had heel goede herinneringen aan 2-6 R.I. Hij was Commandant 3e Compagnie, 5e Bataljon Regiment Stoottroepen.  In Mei 1948 had hij de posten Soemowono en Tegaron (Rokin) van 2-6 R.I. overgenomen. Tegaron lag op de Demarcatielijn.  19 December 1948 deed 5RS de luchtlanding op Djocja. Jan van Haastrecht  heeft op een aantal buitenposten gezeten om Djocja. Na zijn Djocja periode is hij op Premboem terechtgekomen. Na een aantal maanden werd hij  Luitenant Adjudant bij de kolonel A. van Santen, M.W.O., opvolger van de kolonel D.R.A. van Langen. Begin Mei 1950 met de "Nelly" naar huis.
 
We hebben de afgelopen jaren veel, minder, veel tot weinig e-mailcontact gehad. Sobat Jan bezocht, nog een paar keer geprobeerd hem te bezoeken, maar die verzoeken werden door  Jan afgewezen. Helaas. We hadden graag nog een keer met hem gesproken. Wij herinneren Jan van Haastrecht als  zeer geïnteresseerd en gemotiveerd persoon zeker als het Nederlands Indië betrof.
Iemand die het niet schuwde om in de pen te klimmen als hij iets recht kon zetten als er foute beweringen in het veteranenblad Checkpoint stonden. Weloverwogen en goed onderbouwd wist hij zijn standpunt duidelijk te verwoorden en werden zijn ingezonden stukken daardoor altijd geplaatst. Waarop wij hem weer mailden met de complimenten over het ingezonden stuk.
Persoonlijk hebben we aan het bezoek bij  Jan van Haastrecht twee indrukken overgehouden. Via de mail als enthousiast en bewondering voor ons werk voor de  veteranen, maar eenmaal bij hem thuis geïnteresseerd, maar stug en kortaf. Zeker met het interview wat we wilden afnemen. “Volgende vraag” was eerst steevast zijn antwoord op onze vragen. Nog nooit eerder hebben we zo’n stroef verlopen interview gehad.
 
Maar wonder wel ontvingen we daags na het bezoek en interview een lange mail met alle aanvullende informatie die we tijdens het bezoek niet kregen. Wonderlijke ontwikkeling. We hebben destijds toch een mooi verslag kunnen maken van het bezoek. (Zie Sepatoe Roesak mei 2016). Er zijn nog steeds reacties van veteranen die destijds hem als commandant hadden in Nederlands Indië. Leuk om nog mensen te horen die sobat Jan hebben gekend. Helaas zijn er van die groep nog maar heel weinig over. Zij sterven uit.
 
Geachte heer en mevrouw Pragt, Beste Marianne en Joop,
Dank voor jullie reactie, het was een markant figuur met soms wat nukken. Over de politionele acties werd niet gesproken, pas de laatste jaren werd hij daar spraakzamer over. Het interview in checkpoint vond ik bijzonder.
Mooi ook, om van de helaas overleden Joop Heuting, te vernemen dat er ook compagnie’s waren, waar ondanks de guerrilla-oorlog law and order heerste dankzij goede leiding, verwijzend naar de derde compagnie stoottroepen, die geleid werd door mijn vader.
Mijn vader en Joop Heuting hebben vorig jaar nog een TV interview gegeven met Coen Verbraak, dit zal waarschijnlijk in september uitgezonden worden.( november en december red. )
Hartelijke groet, Jan van Haastrecht jr.

 

 

 

Hoera, ook weer eens goed nieuws!
 
 
Op 25 juli kwam bij het secretariaat de volgende email binnen: 
 
Goedendag Marianne,
15 juli Annie en Leo de Boer -van Dongen  uit Tilburg  65 jaar getrouwd en hebben (zoals je ziet op de foto) die dag enorm genoten van alle felicitaties...daarvoor heel hartelijk dank. Vriendelijke groet, Els de Kort -den Boer.(dochter van).
 
 
Helaas wist  Marianne helemaal niet (meer) dat dit sympathieke echtpaar op 15 juli 2019 hun 65jarige huwelijksfeest zou vieren. Ze had daar totaal geen notitie meer van gehad of bij stilgestaan door de slechte toestand waarin Joop verkeerde. Marianne is snel beneden in het Erasmusziekenhuis  naar één van de winkeltjes gegaan, heeft daar een kaart uitgekozen en meteen naar het ‘vergeten’ bruidspaar gestuurd.  
Bruidspaar de Boer, namens ons allemaal nogmaals van harte gefeliciteerd met dit prachtige jubileum!

 

 

 

Veteranendag 29 juni 2019 op de I.C. 
 
.
In  de ochtend van zaterdag 29 juni jl, veteranendag, verstuurde Marianne het volgende bericht:
“Vandaag zijn wij niet aanwezig op de veteranendag in Den Haag. Joop ligt op de intensive care in het Erasmusziekenhuis nadat afgelopen maandag de eerste preventieve openhartoperatie heeft plaatsgevonden aan zijn aorta. Na alle complicaties die zich de afgelopen dagen hebben voorgedaan mogen we ineens spreken van een heel kleine vooruitgang. Straks ga ik trots met de witte anjer op naar Joop. Ook draag ik tegen alle regels in zijn veteranenspeld en zal deze straks bij hem opspelden.
 
 
Iedereen die ons kent wens ik een mooie veteranendag toe. Ik zet de tv aan bij Joop, maar of hij er iets van mee krijg? We zijn er dan toch een beetje bij. Allemaal een mooie trotse veteranendag!” 
Helaas was toen Marianne in het ziekenhuis aankwam de situatie van Joop weer verslechterd. 
Daarom heeft Marianne zelf de speld die dag opgehouden. 
Tekstvak: Foto:Nico Jansen

 

 

Beterschapsbezoek bij Koos v.d. Kuy 
 
 
 
 
Op 8 juni gingen Joop en Marianne langs sobat Koos van der Kuy. Alweer? Zeker wel, want sobat Koos had een ziekenhuisopname achter de rug en gezien zijn medische conditie was het noodzakelijk dat hij niet thuis kon blijven. Sterker nog, er zou een verhuizing plaats gaan vinden. Zijn huis in Gouda, waar hij tot nu toe nog zelfstandig woonde, moest worden opgezegd. Koos stond op de lijst om een aanleunwoning te krijgen naast het verpleeghuis waar hij momenteel verbleef. 
 
 
 
We brachten de goodiebag en placemat mee voor hem. “Zo ontzettend jammer dat ik dit keer niet bij de reünie kon zijn!” “Nou dan komen wij met ons reünietje gewoon bij u. Alstublieft, de goodiebag en alle presentjes. Zodra het kan komen we nog eens langs!
Op de terugweg bezochten we meteen ook de andere Koos (de Ruijter).
 
 
 

 

Menno van de Wetering , 2-6RI, overleden 
 
l
Mijn laatste groet is aan hen die mij kenden en die mij liefhadden 
                                                   Menno van de Wetering, 2-6RI, 3e Cie, sold.
9 februari 1926  -  22 mei 2019 
 
Onvermijdelijk. Menno van de Wetering overleden. Op woensdag 29 mei 2019 was in de Luxzaal van crematorium Rijtackers te Eindhoven het allerlaatste afscheid van Menno. Aansluitend was er gelegenheid voor een samenzijn met in de koffiekamer van het crematorium.
 
Uiteraard waren wij aanwezig om onze laatste eer aan Menno te brengen. Wij niet alleen, maar bijna iedereen die maar ooit in aanraking is gekomen met Menno en Elly v.d. Wetering was aanwezig.
Van sobat tot generaal, aalmoezenier, vriend, bekende. Het was overweldigend te zien hoeveel mensen Menno geraakt heeft in zijn leven en geraakt heeft met zijn dood. Joop was door de familie gevraagd om een toespraak te houden en het gedicht voor te dragen.  

Menno, voor voorzitter Marianne een veteraan die wel een heel speciaal plekje in haar hart heeft. 
Menno, de veteraan die liet doorschemeren dat hij wel meer wist van het voorval met gesneuvelde Buijs van 2-6RI. Wat een zware last voor Menno. Menno, samen met Marianne bezocht hij de directe familie van deze gesneuvelde. Later volgde nog een gesprek met de familie ,Menno en Marianne. Dit keer met een afgevaardigde van defensie. Hij bracht de verslagen en documenten mee betreffende de tragedie. Hieruit bleek duidelijk: "Eigen vuur."  Uiteindelijk kwam alles toch tot een definitieve uitspraak: Menno trof geen enkele blaam. Menno, die na al die jaren gebukt te zijn gegaan onder de zware last, kwam weer tot leven. Op onze  website kreeg Menno zijn eigen pagina’s. U kunt de hele geschiedenis omtrent het incident eigen vuur lezen via de link https://www.sepatoeroesak.nl/men's%20pagina.htm
Met opgeheven hoofd bezocht hij reünies, herdenkingen en onthullingen, kwam in het nieuws, werd vaak geïnterviewd voor bladen en tv. (https://www.sepatoeroesak.nl › intervieuw Menno v.d. Wetering.htm) Was er iets met of voor de veteranen, Menno was er bij. 
Op 4 mei 2019 was hij zelfs nog te zien tijdens de dodenherdenking op de Dam te Amsterdam. Hij en Elly waren gevraagd om de kranslegging te willen doen voor alle burgeres die tijdens of direct na de tweede wereldoorlog zijn omgebracht of omgekomen in Azië. Dit terwijl hij op 2 mei ten val was gekomen met zijn scootmobiel. Een blauwe arm en pijnlijke ribben. Maar hij wilde hoe dan ook er bij zijn voor de kranslegging. Achterkleindochter Finn, kleindochter Patricia en dochter Marianne vergezelde Menno en Elly. Scheefhangend in de rolstoel wist hij zelfs nog een eregroet te brengen. Voor fragment van deze kranslegging klikt u hier:  https://youtu.be/d0xfe3cxTRQ

 

 
Was er iets met of voor de veteranen, Menno was er bij. Menno die op scholen zijn verhaal vertelde en altijd vergezeld door zijn Elly, die hij in het voormalig Nederlands Indie leerde kennen en huwde. U leest dit verhaal in de Sepatoe Roesak december 2018. 
Menno schreef destijds in 2003 boven zijn reactie op de afhandeling van het eigen vuur incident in de sepatoe roesak en op de site zijn bedankwoord. Hij begon met de tekst “Nooit vergeten”. Nooit vergeten, dat zullen en kunnen we Menno nooit.

 

 

Sobat Stef van 't Schip, 2-6RI, overleden 
 
 Cornelis Stefanus Joseph van 't Schip, Stef, 2-6RI, Kpl 2e Cie.
Lieve zorgzame vader en opa
Drager van het verzetsherdenking Kruis
Drager van het ereteken voor Orde en Vrede met drie sterren  
Drager van het Mobilisatie-oorlogskruis
20 maart 1924 – 14 mei 2019
 
 De oorlog is pas over als ik er niet meer ben 
 
De plechtige Eucharistieviering werd gehouden op 21 mei in de Sint-Lucaskerk in Amsterdam.
 
De afscheidsplechtigheid vond plaats in de aula van begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam. Daarna was er een samenzijn in ’t paviljoen van Zorgvlied. 
 
Wij bezochten op verzoek van dochter Hanneke sobat Stef op 28 maart 2016. Sobat Stef van ’t Schip heeft last van het verleden. Hij wil daar graag over praten en hulp krijgen. En praten dat kon sobat Stef van ’t Schip. Eerst nog vrolijk lachend en met een grapje, maar daar kijken we snel doorheen. Hoewel hij een opgeruimd en vriendelijk karakter had, merkten we al snel dat hij een fiks pakket aan ballast met zich meedraagt. Marianne regelde de volgende dag meteen hulp via het veteraneninstituut.  

 

Het verhaal van Stef van ’t Schip heeft diepe indruk op ons gemaakt. Zijn verhaal halen we regelmatig aan om uit te leggen hoe jong de veteranen destijds waren en met welke vreselijke gebeurtenissen zij werden geconfronteerd. Zo erg, dat zij op de zeer hoge leeftijd nog steeds trauma’s daarvan hebben. Mooi dat het veteraneninstituut voor deze veteranen zo veel kan betekenen.
U leest het verhaal van Stef van ’t Schip in de sepatoe roesak april/mei 2016 of online bij bezoeken aan sobats 2016.  
 
Wij sluiten ons aan bij de familie en belangstellenden als de stoet de statige laan van de begraafplaats komt oprijden. Even daarvoor hebben wij binnen het banner al opgesteld en buiten een deel van de begraafplaats bekeken. Een flink aantal bekende Nederlanders liggen hier begraven.  Daarna wachten wij in de marmeren wachtruimte tot de afscheidsplechtigheid aanvangt. 
Ook tijdens de afscheidsplechtigheid komt telkens weer het oorlogsverleden van sobat Stef ter sprake. Het verzet waar hij actief in is geweest, het sterke gevoel tegen onrecht, de oorlog die hem niet los liet. Zijn tijd in Nederlands Indië, die hem bleef achtervolgen. De tekst op de rouwcirculaire “de oorlog is pas over als ik er niet meer ben” zegt al genoeg. Dochter Hanneke houdt een emotionele toespraak. Recht uit haar hart,  zo liefdevol en treffend. Het raakt ons.
Na de dienst gaan van de aula de grote deuren naar de begraafplaats open. Iedereen wordt verzocht om achter de baar  Stef van ’t Schip te begeleiden naar het crematorium. Indrukwekkend.
 
 
Het is buiten bij het architectonisch ontworpen crematorium waar Joop zijn toespraak mag houden. Zonder microfoon. De akoestiek in de koepel is zo geweldig dat hier geen versterker nodig is. Na de toepspraak en het voordragen van het gedicht is het de militaire eregroet die de plechtigheid afsluit. De familie brengt de kist naar een speciaal luik in de muur. Daar wordt de kist ingeschoven.
Na dit afscheid wordt iedereen uitgenodigd voor een samenzijn met de familie in ’t Paviljoen. Tijdens de wandeling daar naar toe krijgt Joop al veel complimenten over zijn toespraak en het gedicht. Opvallend. Het mooie van de toenadering is dat er snel hele gesprekken los komen over  oorlogsherinneringen van familieleden. 
 

Hoezeer 2-6RI, de Tijgerbrigade een rol heeft gespeeld in het leven van Stef van ’t Schip en zijn gezin blijkt wanneer we met zijn zoon in gesprek komen. “Weet je hoe trots we op mijn vader zijn? Ik heb zelfs een tatoeage van het embleem op mijn arm staan.” Ja, dat moeten we dan natuurlijk zien. En ja hoor, prachtig in kleur en tekst leeft bij Stefs zoon de tijger voort. Hanneke, jij zo ontzettend bedankt! 

       

 

 

Barend Gerardus van Mierlo overleden 

.
 
 
Barend Gerardus van Mierlo,5RS, telegrafist
vader, schoonvader, opa en opi
7 januari 1927 - 5 mei 2019

 

Wát heeft hij er lang naar uitgekeken 
om eindelijk zijn hemelse vader te mogen ontmoeten……
 
Barend van Mierlo overleed op Bevrijdingsdag.
Wij bezochten Barend van Mierlo meerdere keren thuis in Krimpen aan den IJssel. Zijn verhaal leest u in de SepatoeRoesak van april/mei 2015.
Sobat Barend was een uitermate gelovig persoon en leefde daar ook zijn leven naar. Er was gelegenheid tot condoleren en afscheid te nemen op vrijdag 10 mei 2019 in de “De Rank” te Krimpen aan den IJssel waarna de afscheidsdienst plaats vond. 

Aansluitend was de begrafenis op de begraafplaats Waalhoven eveneens in Krimpen aan den IJssel. Het was een drukbezocht afscheid. Eén die volop in teken van de sterke geloofsovertuiging van sobat Barend stond.
Wij waren aanwezig bij het laatste afscheid van sobat Barend.
We ontmoetten ook weer de vaste begeleider van sobat Barend, Marco Jacobs. Hij vertelde het erg jammer te vinden dat sobat Barend is overleden en hij nu op zoek is naar een andere veteraan die hij zou kunnen begeleiden naar evenementen. We houden met Marco contact

 

 

 

 

Andries Verweij overleden 

 
    
Andries Verweij, 411 Grenadiers
lieve zorgzame vader, trotse, altijd belangstellende opa en overgrootvader
29 november 1928  -  27 april 2019
 

 
Herinner mij,
Maar niet in sombere dagen.
Herinner mij, in stralende zon,
Hoe ik was, toen ik alles nog kon.
 
De familie is verdrietig maar vooral dankbaar dat zij zo lang van zijn wijsheden, humor en vele mooie verhalen hebben mogen genieten.
 
 
De afscheidsplechtigheid vond plaats op zaterdag 4 mei 2019 in het crematorium Noorderveld te Nieuwegein. Wij, Joop en Marianne, waren bij dit afscheid aanwezig. Maar ook vriend en maatje Cees Muller met diens schoonzoon Tom en dochter Jacqueline. Een afvaardiging, van de veteranengroep Nieuwegein met sobat Meijer,  was eveneens aanwezig. Ook bij dit laatste afscheid van een sobat werd het gewaardeerd dat Joop een toespraak zou houden en een gedicht voordroeg. Zoals gebruikelijk eindigde Joop zijn bijdrage aan dit afscheid weer met een militaire eregroet bij de kist.
Na de plechtigheid was er in de koffiekamer gelegenheid om de familie te condoleren. Hoewel een afscheid altijd verdriet met zich meebrengt, is er in de koffiekamer altijd ruimte om herinneringen op te halen en met elkaar in gesprek te komen. Samen met sobat Cees, Tom en Jacqueline kwamen wij in gesprek met enkele veteranendochters die maar graag meer wilden weten over Nederlands Indië en de militaire achtergronden van hun inmiddels overleden vaders.
Bij het afscheid nemen van de familie bedankte dochter Olga ons nog eens hartelijk voor onze aanwezigheid en overhandigde meteen een enveloppe met donatie.  “Voor de gemaakte onkosten. Ik hoor wel of het de kosten dekt.”  Dat iemand op zo’n dag daar aan denkt!
 
“Dag Marianne en Joop,  Allereerst wil ik jullie nogmaals bedanken voor jullie aanwezigheid op de uitvaart van mijn vader (sobat A. Verweij) en voor de mooie en waardige toespraak die Joop heeft gehouden. Ik zou mijn mailadres nog aan jullie doorgeven, zodat jullie het opgenomen gesprek met mijn vader een keer naar mij toe kunnen sturen. Ik zou dit namelijk graag willen bewaren. Alvast bedankt en voor jullie veel sterkte en het allerbeste gewenst. Vriendelijke groet, Olga Nuver-Verweij”

 

 

Sobat Andries Verweij zet zijn beste beentje voor.

 

Na meerdere keren tevergeefs geprobeerd te hebben om sobat Andries te feliciteren met zijn verjaardag, kwam Marianne in contact met dochter Wilma. Zij legde uit dat haar vader een amputatie had ondergaan en nu aan het revalideren was om weer zo snel als mogelijk naar huis te kunnen. “Het is een optimist. Hij gaat er voor!” vertelt zij.  
Wij bezoeken sobat Andries Verweij 2 augustus 2018 in het ziekenhuis van Nieuwegein. Bij binnenkomst is sobat Andries Verweij blij verrast. Terwijl wij het gesprek starten komt er iemand binnen van de verpleging. “Dag mevrouw," zegt Joop, "kan ik u helpen?” “Nou ik kom eigenlijk voor meneer hier.” “Wij ook, wij komen hem interviewen.” “oh, waarvoor?” vraagt de dame belangstellend. “Meneer is veteraan en wij komen zijn verhaal opnemen. Weet u dat hij veteraan is?” "Jazeker, u heeft," terwijl zij zich wendt naar Andries Verweij, "afgelopen zaterdag met veteranendag heel aandachtig zitten kijken naar de live-uitzending op TV. En u hebt ook nog geschreven of u een anjer kon krijgen. Kijk daar hangt die op het prikbord. Maar weet u wat meneer Verweij, ik kom later bij u terug." En tegen ons: ”U weet dat u hier vrijblijvend koffie en thee mag pakken? Bedien u zelf hoor!” En weg is de dame.  

“Het was een hele toestand met u. U bent een spijkerharde voor uzelf. Dat blijk wel”, begint Marianne het gesprek weer. “Eh ja! Het begon allemaal met een heel klein wondje" begint Andries Verweij zijn verhaal. "Hebt u wel eens van jicht gehoord? Daar krijg ik één keer per jaar een aantal weken een aanval van. Dat was bij de dokter bekend. Die schrijft dan weer een paar pilletjes voor. Maar dat hielp niet meer. Het bleef maar doorzeuren. Nog een keer een kuurtje. Geleidelijk aan kwamen er wel meer wondjes bij. Ik dacht dat het wintertenen of winterhakken waren. Maar die kloofjes en wondjes bleven maar dooretteren dus ik dacht er is meer aan hand. Ik kreeg thuiszorg. Die gaat dan met een smeerseltje aan de gang. De ene dag dit smeerseltje en de andere dag dat smeerseltje. Het schoot niets op. Maar het werd steeds erger. Mijn grote teen werd zwart.  Het bleek dat mijn aders verstopt zaten. Er kwam geen vers bloed meer bij die wonden om ze weer beter te maken. Op den duur was het niet meer te harden. Slecht slapen. Maar ja je bent maar alleen. Je gaat maar door.  Ik dorst op den duur ook niet meer op die voet te gaan staan he. Ik heb het er met dokter over gehad wat er nog aan te doen was.  Niets doen en afwachten tot eindelijk er bloedvergiftiging ontstaan zou en dan overlijd je. Uiteindelijk kwam het er op uit dat de beste oplossing was eraf halen! Maar dat komt ook hard aan hoor!  Een amputatie dus. Dan geven ze je wel moed door te zeggen straks krijg je dan een prothese en kan je weer van alles doen. En dit is het dan geworden!”
“Het is wel negentig jaar je been geweest”, merkt Marianne op.
“Ja, kijk ik bedoel, er is veel op gelopen,” zegt Andries Verweij gevat.
“U bent wel optimistisch, zegt Joop.  “Nou ja, kijk, dat houd me eigenlijk wel op de been!” antwoordt sobat Andries weer gevat.. "Optimistisch blijven. Ik heb gezegd, oke dan die amputatie, maar dan wel zo dat ik er straks weer mee lopen kan.  En daar ben ik nu mee bezig. Oefenen met lopen. Het duurt nog wel eventjes voor je hier vrij gelaten wordt, maar ik hoop toch weer terug naar mijn huisje te kunnen. Kijk ik doe al stiekem met dat looprekje oefenen. Dat mag  niet, maar ik doe het toch.  "U was vroeger zeker ook al een bij de handje," lacht Joop.  "Jazeker en dat komt  me nu goed van pas," antwoord sobat Verweij. “Kijk we worden allemaal ouder dus we hoeven ons niet te schamen dat die grijze cellen niet meer zo goed werken."  
“Nu we het toch over vroeger hebben,"zegt Joop, "waar bent u eigenlijk geboren?"
"Dat is in Opijnen. Dat ligt in de Betuwe. In de buurt van Tiel.  We waren met zijn achten thuis. Ik had drie broers en twee zussen," vertelt sobat Verweij vrolijk. "We woonden langs de rivier. Daar waren allemaal steenfabrieken. Mijn vader werkte op de steenfabriek. Wij zijn dus zo een beetje opgegroeid in de vrije natuur. De rivier die was vlakbij. Daar hebben we altijd heel veel plezier gehad. Zwemmen als dat kon en noem maar op.  Ja nu is het veel te gevaarlijk met de scheepsvaart van tegenwoordig.  Toen hadden we vrij spel. 
Ik ben in Opijnen naar de lagere school gegaan. De lagere school helemaal afgemaakt. Ja, het laatste jaar…. Thuis waren ze daar niet blij mee, want ik was de oudste van de jongens en ze  dachten als die straks van school komt, dan gaat die vast een paar centjes mee verdienen.  Maar het was tijdens de bezetting en ik moest nog een jaar naar school om de Duitse les te gaan volgen."  "Hoe ging dat?" vraagt Marianne. "Gewoon op  de lagere school een extra jaar?”
 “Ja, op de lagere school werd de les gegeven. “ “Oooh wat vreemd”, zegt Marianne verbaasd. “Ja, dat bleek achteraf, de burgermeester die wij hadden die was een NSB-er! Die propaganda voor de Duitse taal die kwam dus van hem vandaan! En dat voor een lagere schooltje op een dorp, dat was heel wat toch. Vandaar ze thuis daar helemaal niet blij mee waren, want het was niet veel wat je verdiende, maar het was er wel mooi bij."  
“U was van 1928”, merkt Joop op. “Met het uitbreken van de oorlog was u dus 12 jaar en dat was net op het einde van de school. En dan komt er nog ineens jaar bij. Het lijkt wel of je in militaire dienst zit: we houden je nog een jaar langer vast. Nadat u van school kwam, na dat extra jaar, ben u toen nog gaan werken?” ” Jazeker.” zegt Verweij gevat “Bij de steenfabriek ook?”vraagt Marianne.
 “Nee, nee, dat kreeg ik  van mijn vader wel mee." zegt sobat Verweij enthousiast. " Daar zit geen toekomst in jongen, in die steenfabrieken. Toen op dat moment draaide het goed, maar de toekomst werd moderner. Er kwamen al machines die stenen gingen maken wat ze vroeger eerst met de hand moesten doen.  Dat werd allemaal al anders.”
“En uw vader had dat allemaal al door. Die zag dat al?” vraagt Joop. “Ja.” “Handig”.  “Ja, mijn vader was ook al heel vroeg lid van de vakbond.  Het NNV. “
"Socialist dus," denkt Joop hardop. “Ja, ja zeker wel. Maar ja dat was hele dorp eigenlijk," vertelt sobat Andries.  "Die zagen het verschil ook wel tussen arm en rijk en die wilden er toen nog wel uitklauteren. Kijk, toen waren op de steenfabriek nog geen voorzieningen zoals een WC en zo. Dat is van lieverlee, omdat die ook hun mond gingen opendoen, is dat een beetje dus losgekomen."  
“Wat ging u doen, toen u dus van school afkwam, ” vraagt Joop om het verhaal in volgorde te laten verlopen. “Nou, toen ben ik bij een plaatselijke schilder eigenlijk af en toe gaan meehelpen, weet je wel.
Ik was schildershulp.  Ja, kijk en toen kwam dus die diensttijd en daarna ben ik dus gewoon verder gegaan. Want toen kon je ook een bijscholing krijgen, met een uitkering ook nog, dus dat was ook wel prachtig.  Daar heb ik dus mijn vak geleerd en ben daarin verder gegaan."
“U ging bij de schilder werken en dat was in oorlogstijd,” somt Joop op. “Ja, dat was net op de grens. Ik ben bij die schilder gebleven tot in 1948 tot ik opgeroepen werd.  Kijk, dan kom je
dus van school en dan komt de koningin bellen met van we hebben we je nodig! Wat ik een mooie tijd gevonden heb hoor, ” laat sobat Andries daar gelijk op volgen. “Ik heb er echt van genoten.“  
“U werd opgeroepen als dienstplichtige. U ging als dienstplichtige naar Nederlands Indie,” somt Joop weer verder op.  “Waar werd u opgeroepen?” “ Amersfoort!  Bij het onderdeel de Grenadiers 411 “
“He, daar zat John Kamerling uit Hoogvliet ook bij", zegt Joop blij verrast. "Hij komt ook steeds naar de reünies. Hij is een oud-collega van mij! We hadden het daarnet nog over dat onderdeel, op weg hier naar toe.!”   “Ja, ik heb thuis die lijst met al die namen,"valt Verweij in. "Die heb ik niet hier. Maar zo weet ik het niet of ik hem ken.  In Rotterdam zit er nog één van 411 grenadiers en dat is Muller.”
“Ja, Kees Muller," herkent Marianne meteen. “En daar heeft u die kaart van gehad die daar op het prikbord hangt, die van Bali. Ik krijg dezelfde kaart!”  “Ja kijk," vertelt sobat Andries als hij is uitgelachen, "we trekken ook samen veel op, Kees en ik.  Als er ergens een reünie is, dan is Kees er ook altijd. Ook bij jullie in Vught. Alleen de laatste keer zat ik dus met die voet. Ik had me al wel aangemeld en alles.
Ja, daar in Vught was het reuze gezellig ook. Want je raakt het kwijt. Eerst hadden wij van de compagnie ook regelmatig een reünie.
En ik was nog lid van de VOMI. Die organiseerde ook steeds uitstapjes en bijeenkomsten. Daar hebben we veel plezier mee gehad.  Wij gingen altijd naar Ede. De commandant van ons had daar goeie connecties. Zodoende kwamen we jaren in Ede. Als je dan het verschil zag tussen we toen we net begonnen, de tafels vol met eten. Maar de laatste keren moest je met je bordje zelf in een rij staan en langs een buffet lopen. “
Marianne gaat meteen in verdediging. “Kijk dat willen wij dus niet. Dat vinden we vreselijk. Jullie op jullie leeftijd nog met een bordje te laten lopen, dat willen we niet. Nee, bij ons worden jullie in de watten  gelegd.” “Ja dat was dus een van de leuke dingen wat ik meegemaakt heb bij jullie. Het is daar veel gezelliger zo aan tafel. Iedereen die daar komt is er vol lof over en verbazing hoe jullie dat allemaal voor elkaar krijgen. Daar zitten natuurlijk bergen werk in! Ook dat boekje. Ik heb jullie laatste boekje hier en dat heb ik zo doorgelezen. Het is fantastisch!  Maar dan denk ik, waar haal je de tijd vandaan?! En bij u," sobat Andries wijst naar Joop, "is het ook niet van een leien dakje gegaan.” “Nee,"zegt Joop. "Ik ben er door Marianne bij betrokken. Ik ben NNG-veteraan. Wij organiseerden in Hoogvliet al bijeenkomsten voor veteranen. Daar kwam Marianne een keer met haar vader. Ook Indiëveteraan. En toen dacht ik: Goh, wat een leuke meid! En toen zei ik: Hallo mevrouw en ik hield haar hand heel lang vast.”
“Doet nog zeer” lacht sobat Andries gevat!" “Echt waar gebeurd zo,"zegt Marianne. " En ik dacht:  engerd laat mijn hand toch los.” Joop zegt: ”zij schrok er een beetje van en dacht : wat moet die vent van mij. Maar zo is het gekomen.  En Marianne heeft een drive om zich in te zetten voor de Indiëveteranen. Ze is daar elke dag mee bezig. Elke dag! En ik vind het leuk om haar te helpen. Marianne is er koninklijk voor onderscheiden, omdat ze haar werk zo goed doet.” “Nou, kijk aan zeg”, zegt Andries onder de indruk. "Nog van harte gefeliciteerd daarmee! Dus het wordt ook nog ergens op een andere plek gewaardeerd he." 
 
Kijk als ik vertel dat ik van zo’n dorpje kom en dan van de één op andere dag moet je in de bus stappen die een paar keer per dag langskomt en je wordt naar Amersfoort gebracht. Dan begint het verhaal! Allemaal nieuw voor mij. Ik bedoel:  er kwam water uit de kraan wat ik helemaal niet kende! Je komt in een heel andere wereld. Misschien is dat ook wel mijn geluk geweest . Ik was van vroeger niets gewend, niet allemaal van die luxe.  Zijn jullie ook met een troepenschip naar NNG gegaan,” vraag sobat Andries meteen achter zijn betoog aan Joop. “Nee, ik ben met het vliegtuig gegaan,”antwoord Joop. 
“Wij gingen met het troepenschip ‘de Zuiderkruis’. Als je dan in die ruimen kwam en zo, vier hoog de bedden,  dan in de momenten dat er een storm was dan moet je niet weten wat daar onderin allemaal gebeurt.

Kots en ach!  Zo werden wij vervoerd. Nou dan kwam je boven en dan zou je nog wel willen eten ook. Ja ik heb een tijd gehad toen lustte ik niks. Ik kon er niks in krijgen. Maar ik bedoel, dan krijg je dat daar zo op een plateautje en dat schip gaat van links naar rechts, voor en achter. En op een zeker moment dan ben je je plateautje kwijt. Maar als je even wacht, dan komt er weer een ander plateautje voorbij schuiven.  Dat zijn geen fabeltjes hoor, zo ging dat.”  
“Er ging wel een hele wereld voor u open!”merkt Joop op. “U vertelde net dat u geen stromend water had thuis. Dus gewoon een waterput. “ “Ja, een waterput. Stroom was er , maar ook geen gas. Alles ging met een petroleumstelletje en zo.    Want die gasflessen die waren er toen ook nog niet. “
“Toen kwam u in dienst en kreeg ineens al die luxe. U kreeg een vaste standplaats, u kreeg uw kleding,  voedsel, je ging één keer in de week onder de douche in dienst. Maar kreeg u ook een speciale opleiding?”vraagt Joop.  “Nou dat kun je niet zeggen, nee. Ja het was gewoon een beetje stormbaantje doen.  Af en toe dan ging je dus de  hei op. Dan ging je wat oefeningen doen en schieten, maar echte gevechtsoefeningen? Nee! Ik was infanterist. Toen dan die opleiding in Amersfoort was afgelopen en met de bootreis en alles, kregen we opleiding in Indië. 
 
We zijn aangekomen in Semarang. Een gedeelte van de jongens, van andere onderdelen die ook aan boord waren, die gingen in Batavia er af.  Wij moesten door naar Semarang.
Maar de Zuiderkruis kon ook niet aan de kade komen.  Dus we moesten met zo’n laddertje van het schip er af en dan met landingsvoertuigen  naar de kade.  Maar het laatste stuk moest je toch wel weer door het water. Die landingsboten konden  niet strak langs de kade afmeren.  Dat was dus ook al een heel mooie ervaring. Toen zijn we naar Djatingaleh gegaan, een heel bekende opvangplek toentertijd voor militairen.  Van Djatingaleh uit, daar zijn we een week of wat geweest,  zijn we eigenlijk al naar die buitenposten gegaan. Net als je hier op de placemat al die post hebt gezet, die hebben we als het ware allemaal opgevolgd. 
 
Nou en zo kwamen we dus in Ambarawa, daar heb ik die opleiding gehad. Dat was van een majoor, geloof ik dat die was, nou die was keihard. Als je moedwillig verzuimde om bepaalde dingen mee te doen, dan kon je er op rekenen, dan moest je ’s avonds op rapport komen. Dan kreeg je strafregels. Dan moest je strafregels schrijven," lacht sobat Andries. "De discipline moest erin komen! Kijk Ambarawa, het kampement lag hoger. Daarnaast had je  dat ravijn. Dat was wel goed uitgezocht hoor. Dan kreeg je van die oefeningen dan moest je van het diepste punt weer in looppas naar boven toe. Met je bepakking. En dan stond die majoor te schreeuwen: DOORZETTEN!   Je bent dan bekaf, want je moet door de alang alang baggeren, maar uiteindelijk kan je nog wel lachen. Er zit altijd wel ergens een beetje humor.  
Eén ding dat vergeet ik ook nooit,  ik was toch al niet zo vast in mijn geloof, maar toen ben ik het helemaal kwijt geraakt, toen moesten wij op actie en dat was ’s ochtends al vroeg. Bepaalde jongens zaten dan de rozenkrans te bidden voor dat ze op stap gingen.  Toen wij op stap gingen, het was donker, en hoever we gelopen hadden weet ik niet meer, maar we liepen in een hinderlaag.  Ook één van die jongens die dan die rozenkrans had zitten bidden, die sneuvelde.  Tja." Het is even stil. Maar dan vervolgt sobat Andries zijn verhaal. "Ja dan heb je ook weer die humor,  niet blijven liggen hoor, opstaan en doorgaan. Hadden ze nog niet in de gaten dat hij gesneuveld was. Kijk dat soort dingen, dat ga je nu terugdraaien en zit je er om te lachen. Maar ja het was donker en het was maar een kort heftig vuur wat je kreeg en dan gebeurt dat dan. 
 
Nee, ik heb daar geen trauma’s van overgehouden. Ik ken jongens uit mijn omgeving die dat wel hebben. En nog! Want juist nu komt het eigenlijk pas te voorschijn. Pas stond er nog een oproep in de Checkpoint van een dochter van een oud-militair van ons onderdeel. Zij vroeg of er nog mensen waren die haar vader gekend hadden. Ik heb daar schriftelijk op gereageerd en uitgelegd, want hij was ook gewond geraakt tijdens een patrouille, waar ik toevallig ook bij was. Ik heb ook nog een dagboek bijgehouden en daar had ik het voorval ook in beschreven. Hij is bij ons afgevoerd en is  niet meer teruggekomen. Hij ging naar het hospitaal en daarna terug naar Nederland. Maar als ik dan van haar hoorde wat ze thuis hadden meegemaakt, hoe erg het was met hem. Ze mochten geen herrie maken. Hij was soms dagen zoek. Dan denk ik: hij heeft het ook allemaal niet kunnen verwerken.  En hij had er ook nog dit bij: hij werkte bij de LTD (leger technische dienst). Vlak voor de tweede politionele actie moesten alle onderdelen weer aangevuld worden.  Bij de LTD hadden ze niet genoeg materiaal,  daar vertelde men: wij kunnen wel een paar mensen bij een of andere compagnie onderbrengen. Dat was eigenlijk een vernedering voor hem. Dat hij gewoon infanterist werd en dat hij voorheen monteur was. Achteraf heeft hij dat nooit goed kunnen verwerken. Toen kreeg die er ook nog  bij dat die gewond raakte. Ja. Ik heb later nog gebeld naar het veteraneninstituut , hij was al gestorven, of hem postuum alsnog de gewondendraaginsigne kon worden uitgereikt. Dat kon toen nog niet. 
 
Nu is alles  stukken beter geregeld bij het VI. Er zijn zoveel mogelijkheden waar je nu terecht kunt . Alleen nog niet voor het schrijven van een brief naar het CBR voor de verlenging van mijn rijbewijs. Omdat ik nu met, of eigenlijk dus zonder dat been zit, moet ik dat opnieuw aanvragen. Dat CBR,  dat is een molen dat krijg je niet aan de gang! Is de wachttijd een maand als je voorrang vraag, dan duurt het twee maanden!” 
 
 
Ik kom even terug op wat u daarnet vertelde," breekt Joop in. "U hebt een dagboek bijgehouden. Hebt u dat bijgehouden van het begin tot het einde van uw diensttijd?” “Nee, tot het einde niet. Want dat is dan weer het vreemde er van, je komt in een periode terecht die wij meegemaakt hebben waarvan je denkt, komen we hier nog uit. Er zat totaal geen vooruitzicht meer in. Het was elke dag het zelfde. Ik bedoel je lag op je bed en je werd er een uur later al weer uitgehaald en hup je moest weer op stap. Nou weet ik niet of wij dat alleen waren, maar we  hebben toch altijd wel heel beroerde omgevingen gehad. Je kon nooit eens even vrij de kampong in wandelen . Altijd moest je zorgen dat je iets bij je had en altijd op je hoede zijn. Rondkijken. ”
 
“U heeft alleen de tweede politionele actie meegemaakt,"" vraagt Joop.  “Ja dat klopt," antwoordt Andries."Een compagnie van ons is ingezet in Djokja. Toen zijn wij ook overgeplaatst vlakbij vliegveld Semarang. We zouden dan stand by moeten zijn als het niet gelukt was. Dan hadden wij daar ook naar toe gemoeten."   "Was dat vliegveld Kalibanteng?”vraagt Marianne. “Ja, dat! Kijk niet dat wij zo bijzonder waren maar je had er al een aantal tropenjaren op zitten. Je had een beetje ervaring. Dat speelde dan ook weer mee. Als het er op aan komt, dan ben je wel allemaal gelijk hoor. We hadden best wel angst hoor.  Eerlijk zeggen. Met zo’n beschieting heb ik ook meegemaakt, dat je zegt: verdorie nou doe ik het in mijn broek! Gewoon eerlijk gezegd. Je kunt je dat niet voorstellen, misschien is dat bij de NNG-gangers iets minder, maar het zal bij jullie ook wel close geweest zijn," richt Andries zich tot Joop.
“ Er is een spannende tijd geweest. Van mijn compagnie zijn twee jongens gesneuveld."antwoord Joop. “Maar bij jullie was het veel provisorischer.  Slecht materiaal, slechte bevoorrading.”  “Nou, ja als je dan hoorde hoeveel auto’s er dan stilstonden. Vandaar dat ze bij de LTD toen zeiden we kunnen er wel een paar missen, ja want er waren geen onderdelen. Ze moesten van de ene auto iets afslopen om een andere weer aan de gang te krijgen.  Nederland kwam net uit de oorlog, dus er was nog niet veel voorradig."
 
"Hoe hebt u het  ervarende gehele diensttijd?" Vraagt joop weer door. “Ja eh, prettig eigenlijk. Misschien lag het ook wel aan de jongens met wie je daar om ging. Dat weet ik niet. Maar het was ook altijd leuk. Het was de kameraadschap. Dat merkte je dan later ook, want toen we dan de eerste keer de reünie hadden, dan ga je je afvragen wie was hij en wie was hij ook al weer? Maar dat viel meteen weg toen je elkaar weer zag!  Mijn vrouw zei wel eens ik hoor jullie een taal gebruiken die waarvan een ander denkt, hoe kan je dat nou tegen hem zeggen. Maar dat was gewoon. Zo gingen we met elkaar om. Het raakte mekaar niet, of het raakte mekaar wel en dan was het humor."  
"Voordat u vertrok naar Nederlands Indië, had u toen al verkering?" Joop blijft het verhaal maar compleet willen hebben.  “Nee, ik had nog geen verkering.”  “Waren er te weinig meisjes in het dorp?”
"Nou, mijn keus die was er niet bij”antwoordt sobat Andries gevat. “Ik heb er geen één een hand gegeven”, en knipoogt naar Joop.  
"Hoe lang bent u in Indië geweest?"  "Nou, dat is dan zowat tweeënhalfjaar.” “Toen ging u weer terug met de boot.” “Ja met een Amerikaanse boot, de general Greely.  Die ging meteen door naar Rotterdam."  "Prachtige stad," zegt Joop, "ik ben er geboren." "Ik ook," zegt Marianne en sobat Andries zegt:  "En ik heb er gewerkt. “  
 
"Toen u weer terug was in Nederland, wat gebeurde er toen?" “Ja, dan is het natuurlijk een vreemde wereld. Kijk dat was dan weer die kleine gemeenschap, de boel was versierd. Het was gewoon een feestje . Het was de gewoonte ook zo, iedereen kwam even langs. Het bier raakte ook op, maar dat was geen punt. Ze kwamen toch langs. Konden ze zeggen dat heb ik toch meegemaakt. Maar daarna, ben je weer gewoon ingeschakeld in het normale leven. Ik kan me nog herinneren van die ouwe schilder daar, die stond een paar dagen later al bij me aan de deur en die zegt : “ik zit nog met een klusje. Kun je me effe helpen. Er werd helemaal niet over gesproken van wat hebben jullie daar gedaan? Hoe ging het daar?Dat soort dingen wordt nu pas allemaal opgerakeld. Nu hoor ik verhalen van jongens die thuis kwamen en werden uitgescholden voor moordenaar en alles.”
“Dat klopt, zegt Marianne, "dat was o.a. in Amsterdam. Dat waren de communisten die ze opstonden te wachten bij aankomst in de haven.”  “Ja, maar die mensen wisten niet beter. Er was geen televisie, ze hadden alleen maar de krant en de radio. De terugkerende jongens bemoeiden zich er verder niet meer mee. Die waren al blij dat ze al weer aan het werk konden.  En zo rolde ik er ook in. Je pakte je werk gewoon weer op.  Je kreeg geen commentaar. Dat was het fijne van zo’n kleine gemeenschap. Via het arbeidsbureau kwam toen de mogelijkheid om het vak schilder te leren. In Den Bosch kreeg ik die opleiding."
 
"Hebt u nooit gedacht ik word beroeps?" Vraagt Joop. “Nou die gedachte speelde in Indië. We hadden een groepje van drie of vier. Je kon je eigen toen ook melden voor Korea. Er werden al formulieren rondgedeeld. Ja en dan zit je zo samen te praten van wat zullen wij straks in Nederland vinden? We kunnen toch tekenen voor Korea. Dan gaan we nog een poosje naar Korea? Juist omdat je toch al een beetje in dat leven zat. Uiteindelijk, met berichten van thuis,  daar is van alles aan de hand,  daar moet je helemaal niet zijn. ‘t  is daar ook nog eens koud. Toen is dat Korea overgegaan. Dus op de boot naar Nederland en je leven oppakken."
 
“Toen bent  u ongetwijfeld  dat meisje een keertje tegengekomen waarvan u zei: Dat is een mooi schildersstuk! “roept Marianne enthousiast." “Ja," lacht sobat Andries, "Ja, daar hoefde ik niks meer aan te doen! ’t Was al afgewerkt.  Dat heeft toch nog een paar jaar geduurd hoor. Je hebt je maten, dus je gaat met je maten uit en dat soort dingen allemaal meer. En dan ineens klikt het! Dat is dan vreemd. Daar moet je oog voor hebben. We zijn ook nooit meer van mekaar geweest. Uiteindelijk ga je trouwen, we zijn bij pa en moe ingetrokken.  Toen kwam dan de mogelijkheid om een eigen huis te betrekken maar dan moest ik naar een ander schildersbedrijf. In Leerdam. Zodoende ben ik dus ook in Leerdam terecht gekomen en ben ik blijven hangen.  Dat kwam ook omdat daar werd gebouwd en kreeg je een woning. Mijn baas die had het goed met de burgemeester , dus daar heb je het al, het was snel geregeld. Vriendjes onder elkaar. We kregen een nieuwe woning. Met stromend water en een douche erin. Gas. Dat was een luxe voor ons. Bij mijn vrouw thuis hadden ze dat ook niet. Ze kwam uit een zelfde gezin, haar vader werkte ook op de steenfabriek."
 
“Hoe ontmoette u uw vrouw dan? “ Joop wil alles op een rijtje hebben, daar mag de ontmoeting dus niet bij ontbreken. “Toen was het de gewoonte je had een bepaald stuk in het dorp daar ging iedereen dan naar toe.” “Een vrijerspaadje dus?” stelt Marianne vast. “Ja, alleen dit was op de dijk dan. Dan zei ik tegen m’n maat, we gaan vanavond op het dijkje kijken. Zo ging dat in meerdere plaatsjes.  Zo is dat gekomen. Je raakt aan de praat en samen oplopen naar huis. En dan is het van : zie ik je morgen nog? Nou dat was het geval! En de volgende keer weer en voor je het weet kan je niet meer zonder elkaar! We hebben vijf jaar verkering gehad. We trouwden in ’57 of ’58. Zo iets was het.  We kregen twee kinderen. Twee dochters. De ene, Wilma,  woont hier niet zo ver vandaan in Beest. De andere, Olga,  die woont en werkt  in Groningen, nou ja, Haren. Er zijn twee kleinkinderen. Achterkleinkinderen ook. Eéntje.  Ik ben nu ruim twee jaar alleen. We waren bijna zestig jaar getrouwd. Moeilijk. Dan mis je mekaar wel hoor. 
Ook nu zo hier. Dat gemis van elkaar. Ik heb een heel fantastische buurvrouw, die als het nodig is helpt. Die houdt ook een oogje in het zeil.”
”U bent een paar keer een dagje terug naar huis geweest zei Wilma mij" zegt Marianne.  “Ja, prettig maar ook vreemd. Nu ga ik twijfelen, van kan ik dat wel redden alleen met die prothese straks. Er komt wel een traplift. Die is in bestelling. Kan ik het wel allemaal? Want zodra ik dat ding af doe…..” “Dan wordt het hinkelepinkele”vult Marianne aan. “Dan heb ik maar één been.  Daar zit je dan weer mee."
 
"Ik ga toch weer even terug," zegt Joop, "u ging in Den Bosch naar schilderles. Hoe zat dat in elkaar? Hoe was dat geregeld dan?”“Dat ging  via het arbeidsbureau. Van het arbeidsbureau kreeg je  je uitkering. Dat was opgezet voor de militairen. Rijkswerkplaats noemden ze dat. Die opleiding duurde ongeveer een half jaar. Je ging niet de praktijk in, je deed het allemaal binnen. Er was daar van alles opgesteld, kozijnen en zo en daar moest jij je kunnen op tonen. Ik hoefde niet meer zelf de verf maken. Dat was niet meer.  Ik kreeg na afronding van de opleiding een certificaat. Ergens ligt die nog in een map. Ik heb hem nooit ingelijst," zegt Andries lachend.
 
"Dan krijg je de volgende stap, dan moet je werk zoeken. Dat had ik al vrij snel gevonden. Je gaat gewoon op stap. Er waren niet zoveel schildersbedrijven in de buurt. Je gaat daar langs en je gaat praten van is er werk voor mij. Dan wordt er gevraagd wat is jou achtergrond, waar kom je vandaan? Toen heb ik ene keer te horen gekregen van nou ja je hebt er een paar jaar militaire diensttijd er op zitten, dan zal er niet zoveel kennis meer over zijn. Dus die wouwen die gok niet wagen. Ik vertelde dan wel dat ik die opleiding daar had gehad.  Weet je wat het was, de oude schilders die hadden nog de schilderschool in Utrecht in gedachten. Daar werd je opgeleid voor meester-schilder.
En de ander dat was schildersgezel. Daar claimden die ouderen dan aan. Sommige dan, niet allemaal. Maar bij het volgende bedrijf waar ik bij binnenstapte, daar liep ook de zoon mee in het bedrijf en die was op de schilderschool in Utrecht geweest. Die kende het verschil wel een beetje. Daar was de zaak gauw beklonken.  Ik ben tot mijn pensioen schilder gebleven. Niet al die tijd bij hetzelfde bedrijf. Ik heb  verschillende bedrijven gehad. De ene ging failliet, de andere stopte er  mee. Zo rol je van lieverlee van de één in de andere.  Ik ben dus jarenlang schilder geweest en dan krijg je dus ook ervaring. Je komt overal en nergens terecht. Ik heb ook heel lang in Utrecht gewerkt.  Dat bedrijf had connecties met de gemeente Utrecht en met  de  rijksgebouwendienst. Dat waren belangrijke klanten voor hun. We hebben toentertijd ook in Soesterberg op het vliegveld gewerkt.  Daar zaten die Amerikanen.  De baas had veel connecties en een groot bedrijf want er liep wel 6o man personeel." 
 
“Eh," onderbreekt Joop, "ik wil toch even terugkomen op ons, wij hebben nog een schutting die geschilderd moet worden! Ha Ha. Bent u toen 65 was met pensioen gegaan? 
"Nee ik ben van te voren afgekeurd. Ik kreeg een tennisarm. Je zit soms in een werk wat soms eentonig is. Je doet steeds dezelfde handelingen en toen is dat geleidelijk aan ontstaan. Zo’n tennisarm raak je ook niet zo één twee drie kwijt. Dat is een poosje sukkelen en dan ga je weer aan de gang. Uiteindelijk werd het dus niks. Toen ging het allemaal iets makkelijker hoor dan nu.  Tja, ik kwam  dan bij die keuringsarts en die zei, wat wil je, je komt niet meer aan de slag voor honderd procent. Je kunt nog voor 80 procent van je loon de wao in.  
Dus  65 jaar heb ik niet gehaald. Ik was toen 57 -58 jaar. Kijk en dat is dan weer het verleidelijke, die arm was al snel weer vergeten en dan ….. “ “Kon je nog lekker wat bijklussen”, voelt Marianne meteen aan! “Juist, die kant wilde ik op," wijst Andries en lacht hartelijk.. "Ja zo ging dat ook. Dan kwam er iemand bij je voor een klein klusje. In het begin dan heb je toch een beetje schroom. Maar je wordt daar vrijer in. Dus het werden ook grotere klussen."  “We zullen het niet doorgeven hoor," zegt Marianne.
   
"Wat is u het meeste bij gebleven van Indië?" vraagt Marianne om ook het verhaal compleet te krijgen."Wat is het meest mooie, fijne, en het minst mooie?  Eerst maar het mooiste.“
"Het mooiste, ja  dan kom ik toch weer terug op het samenzijn met de groep. De kameraadschap. Dat is eigenlijk het mooiste ervan. Kijk wij hebben ook altijd Roermond bezocht van het begin af aan al. Daar kom je dat ook weer tegen. Dat begin al in de trein als ze zien dat je op weg bent naar Roermond, dan komt het gesprek al op gang. En dat gaat heel makkelijk. Net zoals je over het weer begint. Waar heb je gezeten, waar heb je opleiding gehad. Bij welk onderdeel zat je? En dat heb ik toen ook bij jullie in Vught ervaren. Dan is er ook geen verschil. Want dat veteranencafé wat we hier nu hebben, daar zitten nog 3 of vier Indiëveteranen. De rest is NNG. Dat ga je nu krijgen.”  
 
“Met al het respect, zegt Marianne, de Indiëgangers zijn toch een uitstervend ras. "Toch kunnen we samen een heel eind op weg met onze ervaringen of dat het nou NNG is of Indië. Met de jongere veteranen loopt het nog een beetje stroef. Zij staan nog in het militaire leven.  Wij zijn der uit. Je blijft wel vergelijkingen houden. Hoe wij ons destijds moesten redden en hoe zij, de jonge veteranen het doen. Wij moesten bij wijze van spreken een verbandje van een laken afscheuren. Destijds kreeg ik nog een blaadje van de Landmacht. Daar stond dan in als ze weer nieuwe wapens of uniformen kregen. Maar als ik dan zie met wat voor bepakking ze nu lopen, dan denk ik potverdorie, je kunt toch niks meer in looppas  doen. Wij waren dus op Amersfoort bij de mariniers en daar werd ook een demonstratie gegeven. Je kon ook meerijden met zo’n rupsvoertuig met aanhanger. Nou dat wilde ik ook wel eens meemaken
En hij zocht echt niet de gladde weg op. Ik dacht daar komt je doodziek uit als je het  veld in moet. Dat schommelt links en rechts. De carriers van destijds die bonkte er op los. Die schommelde niet zo hoor. Potverdorie!"  
 
"Dan toch de vraag nog een keer wat heeft het meest indruk op u gemaakt, wat vond u het meest heftig."
"Tja, al die patrouilles die zijn wel heftig. Als je dan een grote actie moest gaan doen, die voorbereiding, en dat kon je wel zien, want dan kwamen er andere onderdelen bij. Dat zou toch de meeste indruk op mij gemaakt moeten hebben. Toen dacht ik wel verdorie nou is er toch wel echt iets aan de hand. Net als ik in het begin al zei, je heb het allemaal tot je genomen, misschien niet allemaal opgeslagen, maar ervaren zoals het is. Dat is ook altijd één ding dat altijd blijf hangen: er komt een legerwagen aan met militairen erop en dat beeld dat ken je, iedereen springt er af en die ene jongen die blijft met zijn ring aan een haak hangen. Stroopte heel het vel er af. Maar daar word je dan ook niet warm of koud van want dan sta je te kijken van wat is er nou nog van overgebleven. Zo verhardde je eigenlijk ook wel weer.
Net als met die jongen die daar lag en we zeggen”He opstaan, we moeten nog verder”. En dat soort dingen kun je aan burgers niet bekend maken.  Je moet er geweest zijn. Zo ging dat, zo werkte het.
 
Ik heb een zwager die bij mij steeds probeert uit te peuren van wat we hebben gedaan. Hij zegt dan: Jullie hebben toch zeker wel meer gedaan daar dan alleen maar rondlopen?” “je kan niet oordelen vanuit een vredessituatie over oorlog. Als je het niet meegemaakt hebt wat oorlog is dan kan je eigenlijk niet oordelen. Er gelden andere regels en wetten dan in de burgermaatschappij." 
"Oorlog is waanzin en daar gebeuren dingen die normaal in het burgerleven nooit zullen gebeuren.”pleit Marianne. “Dan is het vandaag de dag weer zo dat er advocaten en dergelijke die de boel weer oprakelen. Maar gelukkig zijn er dan ook weer mensen, net zoals jij uitlegt, probeer het eens te plaatsen in die tijd!  
Afgelopen reünie hebben we weer twee generaals er bij gehad. Die hebben een toespraak gehouden, generaal Marcel van den Broek, zoon van een veteraan,  en generaal Leen Noordzij."  “ De voorzitter van de VOMI," vult sobat Andries gelijk aan. “Beiden zitten ook in dat gebeuren met die advocaat Zegsveld, die tegen het optreden van de Nederlandse militairen in Nederlands Indië  is.  
"Maar ik kom terug,"zegt Joop, " voor ik het vergeet, op dat dagboek wat u heeft bijgehouden. Daar ben u op een gegeven moment mee gestopt.    Wat hebt u met dat dagboek gedaan?" “  “ja dat is er nog." “Wat gebeurt er met uw attributen als u er niet meer bent?" vraagt Joop.  “Nou zoals het er nu uitziet, mijn dochter die nu in het noorden zit, nou die gooit er niets van weg. En mijn kleinzoon raakt steeds meer betrokken bij de voorgeschiedenis van alles. Die is er veel meer in geïnteresseerd vanwege zijn opleiding, Meester in de rechten. Hij is ook al verschillende keren, indien mogelijk bij die landmachtdagen en zo mee geweest.  Dus die heeft er wel belangstelling voor.” 
 
“Als ik het zo begrijp dan komt u de volgende reünie samen met uw kleinzoon!" merkt Joop op. “Dat zou best kunnen gebeuren," beaamt sobat Andries.  "Dan neemt u uw dochter ook mee, want dat mag bij ons." ”Dat was de bedoeling eigenlijk ook, maar ja door dit been is alles even anders gelopen. "
"Ik begrijp dat u dit jaar ook graag naar Roermond wilt gaan, maar dan kunt u nog niet zo goed lopen. Wat ik alvast voor u hebt gedaan is een doorlaatbewijs voor u aangevraagd. Als Wilma u met de auto daarheen zou brengen dan kan zij de auto vlak bij het veld parkeren waar de plechtigheid plaats vindt.  Ik hoop u straks in Roermond tegen te komen samen met Wilma."  
“Meneer Verweij, eet u zo mee of blijft u op de kamer?” Daar is een andere dame die de kamer oploopt. "En de fysiotherapeut wil straks ook even naar de stomp kijken.”
Terug naar het heden en de dagelijkse gang van zaken. Ook voor ons. We nemen hartelijk afscheid van de gezellige prater sobat Andries en moedigen hem aan om vooral het beste beentje voor te zetten! Hij kan er smakelijk om lachen. 

 

 

Cor Dudok, 2-6RI en zijn Diny 65 jaar getrouwd 
 
Graag nodigen wij u uit voor ons 65jarige huwelijksfeest op zaterdag 20 april 2019. U wordt verwacht vanaf 16.00uur bij café Lighthart te Lage Zwaluwe.  Tijdens het feest kunt u genieten van een heerlijk buffet. Het feest is rond 21.00uur afgelopen.
Hoe geweldig is het om je 65jarige huwelijksfeest te vieren op een prachtig zonnige bijna zomerse dag? Geweldig jazeker, maar als je net voor het grote feest ten val komt dan schuift er wel even een wolkje voor de zon. We begroeten en feliciteren dan ook heel voorzichtig het bruidje, des te jovialer de bruidegom. Het is me wat! 
 
Ondanks de blessure van Diny zit de feestvreugde er al meteen in. Het bruidspaar wordt met bloemen, planten,  boodschappenmanden (goed gevuld) en flessen drank goed bedeeld. Wij genieten van de Brabantse gezelligheid en met koffie met gebak zien we de drukte rond het bruidspaar met een glimlach aan. Een geliefd stel, de Dudokjes. De zaal zit snel vol met familie, vrienden en kennissen. Een geroezemoes van jewelste. Nadat eerst het bruidspaar later in de middag het buffet heeft bewonderd en als eerste de bordjes vol hadden geschept, was het de beurt aan de gasten. Er werd genoten van de uiterst smakelijke gerechten en menigeen kwam nog eens terug om een bordje met lekkers te vullen. Goede eters, die Brabanders. Na de koffie werd het tijd voor ons om zo zoetjes aan terug naar Rotterdam te gaan. Niet voordat we uiteraard het bruidspaar heel hartelijk hebben bedankt en Diny van harte een goed herstel hadden toegewenst. Bedankt lieve mensen! Wij vonden het een hele eer om op jullie huwelijksfeest aanwezig te mogen zijn.  
                  

 

 

Overleden Antoon Mathijsssen, 2-6RI
 
 
Antoon Mathijssen, kpl,staf Cie en 3e cie, 2-6RI
Maatje,pap, opa en overgrootopa 
24 februari 1927 - 8 april 2019

 

 
Huil maar niet omdat ik er niet meer ben,
  Maar glimlach omdat ik was. 
 
Tot het einde toe zelfstandig, het leven in eigen hand gehouden.
Op 8 april 2019 overleed Antoon Mathijssen. Een trouwe goedlachse
2-6RI-er, die geen reünie wilde missen. Laatste reünie was het voor hem onmogelijk om aanwezig te zijn. Als compensatie bezochten wij hem enkele dagen na de reünie met bij ons een goodiebag en een gezellig praatje. Wij bezochten Antoon meerdere keren. Tijdens één van deze bezoeken vertelde hij van zijn tijd bij 2-6RI. Het werd een heel fijn gesprek met mooie, verrassende, maar ook trieste ervaringen. Zijn verhaal kunt u lezen in de Sepatoe Roesak van december 2013.
 
De crematieplechtigheid werd gehouden op vrijdag 12 april 2019 in de aula  van het crematorium te Heeze.  Wij, Joop en Marianne, waren bij deze plechtigheid aanwezig. 
 

 

Joop vertelde de aanwezigen over hetgeen wat Antoon en de jongens van 2-6RI hebben meegemaakt. Uiteraard werd daarbij niet het verhaal van de bevallende vrouw in een kamponghuisje overgeslagen. Als afsluiting van de toespraak droeg Joop nog een passend gedicht voor en eindigde met een militaire eregroet bij de kist. Een goed mens is heengegaan. We hebben fijne herinneringen aan sobat Antoon.  
Enkele dagen na de crematieplechtigheid ontvingen we de foto van Antoon uit Nederlands Indie met bijgaande tekst:
Goedendag, Wilt u hierbij onze hartelijke dank overbrengen naar Joop voor zijn warme woorden tijdens de afscheidsdienst van mijn vader. Het heeft ons zeer goed gedaan.”  Met vriendelijke groeten, Hans Mathijssen, 

 

 

 

Overleden  Sjra Hovens
 
           
Sjra Hovens, sold, 2-6RI
lieve man, vader en schoonvader, opa en opi 
25-10-1925 - 9 februari 2019 
    

"Te mogen leven is bijzonder.
Het lijkt zo gewoon, maar het is een wonder."
Sjra
 
Sjra Hovens werd geboren in Tegelen op 25-10-1925. Hij groeide op te Reuver in een gezin met 11 kinderen. De oorlogstijd 1940-1945 heeft hij bewust meegemaakt. Dit heeft altijd een rol gespeeld in zijn verdere leven. Evenals zijn missie naar Nederlands Indië.  Wij bezochten Sjra en Mien Hovens meerdere keren. Het verslag van één van deze bezoeken leest u in de Sepatoe Roesak van december 2011.  
 
Op Valentijnsdag, 14 februari 2019, reisden wij naar Echt om in het crematorium Peusen te Echt afscheid te nemen van sobat Sjra Hovens, een bijzondere 2-6RI-er. Een hele reis vanuit Hoogvliet, zeker met de gedachte in ons hoofd van hetgeen wat Joop juist een dag tevoren te horen had gekregen over zijn gezondheid. Maar we waren er! Met banner, de toespraak en het gedicht en als eerbetoon een laatste militaire groet bij de kist.

"Sjra groeide op op de Reuver in een gezin met 11 kinderen. De oorlogstijd 1940-1945 heeft hij bewust meegemaakt dit heeft altijd een rol gespeeld in zijn verdere leven. Begin jaren 50 werd hij op een missie gestuurd naar Nederlands Indië. Over deze tijd en de gebeurtenissen heeft hij nooit veel verteld. Maar deze tijd heeft heel veel indruk op hem gemaakt
Wel is hij begin jaren 90 terug geweest naar Indië wat een grote indruk op hem heeft gemaakt.
Bij het dansen leerde hij zijn grote liefde Mien kennen een stuk jonger dan hij maar het is een liefde gebleken die 67 jaar heeft stand gehouden. Met heel veel knuffels. Hun liefde werd bezegeld met een kus op de veerboot naar Kessel.
Het jonge stel ging wonen in Sittard in de Thienbunder een mijnwerkerskolonie.
Sjra ging naar de staatsmijnen om opgeleid te worden als machinebankwerker, al snel werd het eerste kind Ans geboren André volgde 2 jaar later.
Na een paar jaar verhuisden ze naar de Hemelsley in Sittard alwaar Luc geboren werd. De laatste van de 3 kinderen.
Inmiddels was hij van werk gewisseld en op de Phillips gaan werken. Sjra was een echte vakman en een gewaardeerd medewerker. Uiteindelijk stopte hij bij Philips om samen met Mien zijn grote droom een eigen bedrijf waar te maken. Ze gingen het draadwerk maken van lampenkappen.
Hij was een echte Willie Wortel. Bijna alle machines waren dan ook door hem zelf gemaakt. Hun bedrijfje liep zo goed  dat er al snel plaatsgebrek ontstond en er een nieuwe woning moest komen.
Deze vonden ze op de Nassaulaan in Susteren. Hier werd een kleine bedrijfsruimte bij gebouwd om het lampenkappen maken verder te ontwikkelen.
De kinderen gingen inmiddels trouwen. Andre met Riekie en Ans met Wiel . De zaak liep echter zo voortvarend dat het ook hier al snel te klein werd. Na een  aantal jaren op de Nassaulaan te hebben gewoond werd een nieuwe woning inclusief werkplaats gebouwd op de Handelsweg in Susteren. Hier hebben ze samen met Luc gewoond en gewerkt. Hij had toen inmiddels de hoge leeftijd van 75 jaar samen met zijn grote steun en toeverlaat Mien gewerkt. Zonder haar was het hem dan ook  niet gelukt om zijn
In deze tijd werden ook de kleinkinderen Roel en Thijs geboren.
Luc besloot 10 jaar geleden een huis in Echt op de Begoniastraat  te kopen . Sjra en Mien trokken bij hem in en Sjra heeft hier tot het einde van zijn leven met heel veel plezier gewoond.  

Lezen was zijn grote passie. Veel over de oorlog . Hij was 15 toen de oorlog uitbrak. Hij vond dit een erg spannende tijd. Maar ook boeken over de diepere betekenis van het geloof en de waardes van het leven  boeide hem. Met een boek kon je hem echt blij maken
Ook op vakantie gaan was iets wat hij graag deed . In hun beginjaren ging het op de Solex naar Parrega in Friesland , waarnaar Mien in de oorlogsjaren was geevacueerd .
Ze hebben in al die jaren mooie reizen mogen maken waaronder Indonesie, Amerika, Canada, en Rusland waarin die zeer geïnteresseerd was.
Toen hij 90 jaar werd antwoordde hij op de vraag wat hij nog graag zou willen  hebben,was zijn antwoord een I pad maar  wel eentje van Apple.
Het fascineerde hem hoeveel informatie hij hier kon lezen. Toen hij zijn eigen naam googelde vond hij tot zijn verbazing een passagierslijst van de boot waarop hij naar Indie is gegaan.
De Ipad heeft hem in zijn laatste jaren dan ook  heel veel plezier gebracht en zijn wereld nog groter gemaakt.  
Fit was hij zeker. Hij wandelde iedere dag en heeft  zeker 50 jaar intensief aan yoga gedaan.
Hij had dan ook een goede conditie en lenigheid
 
De laatste 5 jaar kwamen ook de achterkleinkinderen Benthe Jess en Lou in zijn leven.
Hier genoot hij met volle teugen van. Hij speelde zijn rol als Super Opi dan ook met verve als de achterkleinkinderen op bezoek kwamen. Op verjaardagen speelde hij graag op zijn mondharmonika voor de kleintjes . Ook het vertellen van eigengemaakte verhaaltjes vond hij prachtig. Hij genoot van de aandacht die hij dan van de kleintjes kreeg.
Niets wees erop dat hij geen 100 jaar zou worden. Maar de laatste maanden werd hij magerder en zijn conditie ging hard achteruit .
Klagen deed hij echter bijna niet.. In december kreeg hij problemen  met zijn ademhaling In eerste instantie werd niets ernstigs geconstateerd., maar bij een longscan 1 maand verder bleek het goed mis te zijn. Er werd asbestkanker in de longen aangetroffen. Helaas was genezing niet meer mogelijk.
Toen hij de uitslag op 1 februari hoorde ging het heel snel achteruit : Er kwam een bed in de kamer. Thuiszorg en huisarts stonden hem bij. In de week die hij nog leefde.
Na de uitslag heeft hij op een geweldige mooie manier afscheid genomen van ieder van ons afzonderlijk, in persoonlijke gesprekken.
Tijdens het waken in zijn laatste nachten deelde hij nog  wijze levenslessen en zelf geschreven spreuken met  ons. Ook van de kleinkinderen en achterkleinkinderen heeft hij in persoonlijke gesprekken afscheid genomen.  Maar op zaterdagvond werd zijn ademnood zo groot dat hij zoals hij altijd zei naar het promised land wilde . Hij was nieuwsgierig naar de dood en hoe het daar boven zou zijn. Rustig naar ons zwaaiend en met een glimlach op zijn mond ging hij slapen waarna hij om 23 25 in alle rust gestorven is.
Een zeer geliefde man pap opa en opi is niet meer onder ons. Hij zal echter altijd in onze harten blijven voortleven. Wij zullen hem missen."

 

Na de plechtigheid waarin het hierboven geplaatste overzicht van leven van Sjra nog eens liefdevol werd belicht door o.a. door dochter Ans, was het de familie die als laatste de aula verliet. Iedereen kreeg een bidprentje met een wijsheid van Sjra. Tevens lagen er bij het condoleanceregister tal van deze handgeschreven wijsheden die ter verdeling voor de bezoekers waren. Uiteraard hebben wij enkele van die wijsheden mee genomen.  
Wij waren uitgenodigd om deel te nemen aan de koffiemaaltijd in het uitvaartcentrum. Hier ontmoetten we ook veteranendochter Lucie Reij (2-6RI) met wie we een fijn gesprek hebben gevoerd.  Tenslotte werd het tijd om weer de thuisreis door te geven aan onze TomTom.
 
We vonden jullie speech en eerbetoon aan pa zeer indrukwekkend.”
Mien en Luc Hovens  
                                                                                                            

 

Terug naar index