Nationale herdenking Roermond 7 september 2004

 

Toespraak minister De Graaf bij de jaarlijkse herdenking omgekomen Nederlandse militairen, Nationaal Indië monument 1945-1962, Park Hattem, Roermond, 7 september 2004

 

Dames en heren,

Het is een grote eer hier vandaag namens de regering een krans te mogen leggen ter nagedachtenis aan de militairen die bij de strijd in voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea hun leven hebben gegeven. 6200 Sobats die niet zijn teruggekomen uit de Oost.

6200 sobats die vaak al jarenlang hun familie, vrienden en verloofden hadden moeten missen. 6200 sobats die voor democratie en vaderland hun plicht deden en dat met hun leven moesten bekopen.

En hier voor mij, in Park Hattem staat u, hun kameraden en wapenbroeders: de duizenden mannen en vrouwen die wél terug zijn gekomen, maar niet willen en niet kunnen vergeten.

Mijn generatie, geboren in de jaren ’50 en daarna, heeft het niet meegemaakt. De plicht, het vertrek, de lange tijd – vaak jaren – in dat andere klimaat, het onbekende landschap, de ontberingen en telkens weer het gevaar. Wij hebben het niet zelf ervaren.

En lang, heel lang, hebben wij het verhaal – uw verhaal -  ook niet gehoord en niet begrepen.

Het verhaal van de militairen in de Oost was lange tijd in het Nederlandse collectieve geheugen een verhaal van verguizing en vergetelheid. Een bladzijde die was omgeslagen om niet meer terug te bladeren.

Velen van mijn leeftijd hebben een vader of moeder, een oom of – zoals ikzelf – een schoonvader die in Indië of Nieuw Guinea is geweest. Veel spraken zij er niet over, de verschrikkingen, het geweld, de verloren kameraden. Zij bouwden in de jaren erna een nieuw bestaan op en probeerden het onbegrepen verleden achter zich te laten.

Maar de tijd heelt niet alle wonden; tijd trekt juist de emoties los. In het Verenigingsblad Sobat van oktober vorig jaar las ik in een gedicht de volgende strofe:

“Het is al meer dan vijftig jaar geleden
maar de verliezen van zijn peloton
hij wou maar dat hij het vergeten kon.
Maar in de nachten als de slaap niet komen wil
Dan is hij weer in Indië in het verleden.”

U bent hier vandaag om te herdenken en te gedenken en wij de volgende generaties herdenken en gedenken mee. Om ons steeds opnieuw bewust te zijn van het leed en de pijn die onze landgenoten zo lang geleden hebben moeten doorstaan. Om de weerklank van hun verhaal te kunnen horen en te kunnen begrijpen.

Een zeer bijzonder verhaal. Het was zeker niet onder een gunstig gesternte dat u onder de wapenen werd geroepen en naar de Oost moest vertrekken. Velen van de jongens die in Indië van de scheepsplank afliepen waren net hun halve jeugd kwijtgeraakt in de Tweede Wereldoorlog: zij hadden geen gewoon zorgeloos leven kunnen leiden. Door de dienstplicht raakten zij, raakte u, ook de rest van hun jeugd en vaak zelfs hun leven kwijt. En dan waren er natuurlijk ook de leden van de KNIL, die de verschrikkingen van de Japanse bezetting net achter zich hadden gelaten, maar aan vrede niet konden proeven.

U ging omdat u uw plicht moest doen maar intussen keek de internationale wereld misprijzend naar de Nederlandse politiek en ook het thuisfront was verdeeld over nut en noodzaak van uw missie. U werd dus niet met open armen ontvangen toen u, vaak na jaren pas, weer terugkeerde op de Hollandse bodem. Er was veel onbegrip; deze episode uit de vaderlandse geschiedenis moest zo snel mogelijk worden vergeten. Doe maar gewoon, en het leven gaat verder, nietwaar?

Gelukkig is er de afgelopen jaren veel veranderd. Dat komt voor een groot gedeelte ook door uw eigen inspanningen: door uw activiteiten, uw verenigingsleven, uw herdenkingen. Daardoor ontstond geleidelijk het besef – in de samenleving en bij de overheid – dat veteranen groot respect en erkenning verdienen. Niet alleen de veteranen van uw generatie, maar ook de jongeren. Zonder wrok maakt u dat mogelijk, en daar ben ik u, namens de regering, dankbaar voor.

Sinds de start van de UNIFIL-operatie in 1979 zijn meer dan 40.000 soldaten uitgezonden geweest naar crisisgebieden over de hele wereld. Zij zijn, mét de militairen in Bosnië, Afghanistan en Irak de veteranen van vandaag en morgen. Niet voor niks staat hier een stukje verderop het vorig jaar onthulde monument voor soldaten die zijn omgekomen tijdens vredesoperaties. Een brug tussen jong en oud, toen en nu, oorlog en vrede.

Een samenleving die niet omziet, eert en leert, verkrijgt geen wijsheid voor de toekomst.

Deze herdenking, vandaag 7 september 2004, is een eerbetoon aan uw gevallen vrienden en kameraden en aan u. Maar het is ook een teken dat onze moderne jachtige samenleving gelukkig in staat is, om stil te staan bij onze geschiedenis. Soms in verwondering, vaak in bewondering.

Mijn schoonvader vertelt mij soms van zijn herinneringen en van zijn behoefte om die te delen met de maten van toen. Ik ben blij dat hij en anderen onder u dat kunnen en willen vertellen, hoe moeilijk dat ook is. Zo wordt uw verhaal bewaard en doorverteld, met de tekenen van erkenning en respect zoals de veteranenspeld, die velen van u hebben ontvangen en zoals de veteranendag die in juni 2005 voor het eerst zal plaatsvinden. Een dag die de maatschappelijke erkenning symboliseert, het respect dat de volgende generaties betuigen aan de militairen die namens Nederland ver weg en onder zware omstandigheden hun werk deden.

Wij kunnen nooit helemaal invoelen wat u heeft doorgemaakt; wij kunnen wel proberen te begrijpen.

En u eren, u en uw meer dan 6000 sobats van wie alleen de herinnering rest maar ook ons diep respect.