Roermond
5 september 2015
|
|
Toespraak
van de heer Pascal Limpens, voorzitter van de stichting
Nationaal Indië-monument 1945-1962, ter gelegenheid van de 28e
herdenking op 5 september 2015
-
- Veteranen,
nabestaanden, dames en heren het is mij een voorrecht
u allen vandaag welkom te mogen heten bij de 28e
herdenking bij het Nationaal Indië Monument hier in
Roermond. Vandaag herdenken wij de gevallenen in het
voormalig Nederlands Indië en Nederlands Nieuw-Guinea
in de periode 1945 – 1962.
Met dankbaarheid heet ik welkom de vertegenwoordiging
van Zijne Majesteit de Koning, Generaal- majoor van
der Louw, de Ridder Militaire Willemsorde, de Majoor
Tuinman.
In februari bereikte ons het treurige bericht dat de
Ridder Militaire Willemsorde, Verzetsman Cornelis van
den Hoek ons is ontvallen, zijn afwezigheid bij onze
jaarlijkse herdenking doet ons beseffen hoe intens
dierbaar zijn aanwezigheid voor ons allen is geweest.
Wij wensen zijn nabestaanden veel sterkte, met het
verwerken van dit verlies.
Namens de Staten Generaal, de Voorzitter van de Tweede
Kamer Mevrouw Van Miltenburg en de Ondervoorzitter van
de Eerste Kamer de heer Flierman.
Namens de Ministerraad, De Minister- President, Zijne
Excellentie Rutte.
De gevolmachtigde Minister van Aruba Zijne Excellentie
Boekhoudt, de gevolmachtigde Minister van Curaçao
Hare Excellentie Wiels, de gevolmachtigde Minister van
Sint Maarten Hare Excellentie Fleming- Artsen, namens
de Strijdkrachten de Commandant der Strijdkrachten
Zijne Excellentie Generaal Middendorp, de
Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht en tevens
Inspecteur der Veteranen, Zijne Excellentie Luitenant-
Generaal Hoitink, ‘Veteranen Generaal’ en
verzetsheld Zijne Excellentie Luitenant- Generaal
buiten dienst Meines, de Gouverneur van de provincie
Limburg, de heer Bovens en de Burgemeester van
Roermond mevrouw Donders.
Daarnaast heet ik welkom de dragers militaire
dapperheidsonderscheidingen, de vertegenwoordigers van
de kerkelijke autoriteiten, de diverse
Krijgsmachtonderdelen, de vertegenwoordigers van
Nationale, Provinciale en Gemeentelijke Overheden en
de vele vertegenwoordigers van maatschappelijke
organisaties.
Ik ben mijn welkomstwoord begonnen met de woorden
dankbaarheid, omdat onze geëerde gasten aantonen
hoeveel erkenning en waardering er bestaat voor de
offers die zijn gebracht in de voormalige overzeese
rijksdelen.
Het Nationaal Indië Monument heeft in zijn bestaan
altijd gestreefd naar het op een waardige manier
blijven herdenken van de gevallenen en de
instandhouding van het monument. Dat dit is gelukt mag
blijken uit de waardering die het bestuur regelmatig
ontvangt vanuit de veteranengemeenschap. Onlangs
schreef de heer van der Vos uit Maarn ons: ”Ik wil
hiermede nog eens benadrukken wat het Monument en de
jaarlijkse Herdenking voor de meeste sobats heeft
betekend: De belangrijkste ontmoetingsplaats voor
degenen die erbij zijn geweest”.
Reeds in 2009 was te lezen in het voorwoord van het
programmaboekje van de Nationale Veteranendag:
“Het is dan ook goed te zien dat de jongere
veteranen zich steeds actiever manifesteren, en het
stokje overnemen van de oudere groepen, die in aantal
steeds kleiner worden”.
Dit laatste geldt natuurlijk met name voor de Indië
en Nieuw Guinea veteranen die nu een zeer respectabele
leeftijd hebben bereikt. Het is immers ook dit jaar 70
jaar geleden dat Nederland de eerste militairen naar
Nederlands Indië stuurde. In de periode 1945-1949
ruim 200.000 militairen, onder wie 95.000
dienstplichtigen en 25.000 oorlogsvrijwilligers uit
Nederland, terwijl er 30.000 Nederlandse militairen
zijn uitgezonden naar Nieuw Guinea in de periode 1950
– 1962.
De voortzetting van dit monument en het veiligstellen
van de herdenking van de gevallenen in de toekomst, is
slechts mogelijk met het overnemen van ‘het
stokje’ door ons, de jongere generatie. Hiermee
bedoel ik niet slechts individuen maar de lokale
burgerij die het initiatief heeft genomen en de
veteranen gemeenschap in zijn geheel, militairen en
gewezen Militairen die het Koninkrijk der Nederlanden
hebben gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel
hebben deelgenomen aan een missie ter handhaving of
bevordering van de internationale rechtsorde.
Ik wil u nu een toepasselijk gedicht van Herman van
Veen ‘Minuten stilte’ uit zijn gedichtenbundel
‘Sommige Gedichten’ uit 2002 voordragen.
-
- Je
kunt een zakdoek horen vallen
Papa snikt
Op de radio treurige muziek
Mannenstemmen zeggen sombere dingen
Over nooit meer
Klokken luiden papa droogt zijn tranen
Morgen gaan we naar de Maliebaan
Marcheren de soldaten
Oranjeband met leeuw en het soldatenpak
Ze liggen klaar
Gestreken
Mama moet alleen de broek nog persen
Eén koperen knoop aanzetten
Papa poetst zijn kistjes
De baret, draag ik links rechts door de gang
Ik ben mijn vader en voor niemand bang
-
-
- Vandaag
herdenken wij de meer dan 6200 militaire gevallenen,
tijdens de operaties in het voormalig Nederlands Indië
en Nederlands Nieuw-Guinea. Hun namen vindt u hier
ingekerfd in de zuilen van het Nationaal Indië
Monument.
Dit bijzondere monument en het monument voor
vredesoperaties van het Ministerie van defensie,
dienen bovenal de nagedachtenis in ere te houden van
hen die niet zijn teruggekeerd, en als teken van
erkenning voor de offers die door hen zijn gebracht.
Laten wij vandaag hun verhalen vertellen en hun namen
noemen.
Ik wens u allen een waardige herdenking.
Dank u wel
-
|
|
Openingsgebed
door Aalmoezenier Liduin van den Broek, ter gelegenheid van de
herdenking bij het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in
Roermond op 5 september 2015
- Dames
en heren,
-
- Als
rooms-katholiek geestelijk verzorger voor alle veteranen
buiten dienst in Zuid-Nederland, mag ik vandaag deze
plechtige nationale herdenking openen met een overdenking
en een gebed. Dat doe ik met eerbied en vreugde, omdat dit
mij in staat stelt zowel mijn ervaringen met de vele Indië-
en Nieuw-Guineaveteranen die ik in mijn pastoraal werk
ontmoet met jullie te delen, als vanuit de diepte van mijn
hart mijn gevoelens van respect, deernis en genegenheid
voor al die veteranen en hun families bij God neer te
leggen.
Tijdens de voorbereiding van deze overdenking las ik
opnieuw een onlangs verschenen artikel van prof. dr. Fred
van Iersel, die als bijzonder hoogleraar vraagstukken
geestelijke verzorging in de krijgsmacht verbonden is aan
Tilburg University. Zijn artikel handelde over het thema
van de rechtvaardige oorlog. “Deze woordcombinatie
alleen al”, zo schrijft Van Iersel, “wekt in onze
samenleving verontwaardiging en afschuw: hoe kan een
oorlog nu ooit rechtvaardig zijn? En inderdaad,” zo zegt
hij, “de vraag naar de noodzakelijkheid en juistheid van
een oorlog moet steeds gesteld worden. Maar, zo voegt hij
eraan toe, “je hoeft niet altijd een oorlog te beginnen,
om er toch bij betrokken te raken.”
Vooral bij deze laatste zin bleef ik haken: gold dit niet
bij uitstek voor de militairen die hebben gevochten in
voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea, maar ook voor
de vele uitgezonden militairen die na hen kwamen, dat zij
bij een oorlog betrokken zijn geraakt, zonder die zelf te
zijn begonnen? Werpt dit gegeven geen nieuw licht op de
vragen waarmee velen nu worstelen, door alles wat zij
tijdens hun uitzending hebben meegemaakt, gedaan en
ondergaan? Want of een veteraan zijn uitzendingsverleden
nu wegstopt, er grapjes over maakt of er min of meer
neutraal op terugkijkt, hij of zij is een grens overgegaan
en heeft een gebied betreden, dat voor ons, gewone
burgers, onbekend terrein is, namelijk dat van de
opgedragen geweldsuitoefening. Dit geweld is uiteraard aan
allerlei mandaten en afspraken gebonden. Een militair
dient zijn land allerminst door zich ongeremd uit te
leven, integendeel. Zijn taak is het immers om de waarden
die onze samenleving hooghoudt desnoods met geweld te
verdedigen. En dit kan niet door die waarden zelf met
voeten te treden. Waar dit gebeurt, wordt de militair dan
ook gestraft. Maar in mijn pastorale zorg voor veteranen
kom ik er zovelen tegen die nu nog in gewetensnood
verkeren om wat zij hebben meegemaakt, dat ik er niet
omheen kan mij de vraag te stellen of hun taak sóms niet
bovenmenselijk belastend is. Als samenleving moeten wij er
van doordrongen zijn, dat militairen vaak terechtkomen in
een situatie waarin het normale zicht op goed en kwaad
wordt verduisterd door alle geweld en leed dat zij er
aantreffen en waaraan zij deelhebben. “Het was hij of
ik”, hoor ik veteranen vaak zeggen. Daar kunnen ze als
militair nog wel mee leven. Maar moeilijker wordt het, als
er doden vallen die je niet ziet, zoals door een
mortieraanval. Of als het gaat om vrouwen en kinderen.
Vooral dit laatste draagt de veteraan de rest van zijn
leven met zich mee. Eenmaal thuisgekomen, kan hij nooit
meer ‘neutraal’ naar zijn eigen kinderen kijken. Hun
leven, waar hij dankbaar voor is, doet hem de vraag
stellen naar die andere kinderen, die hij heeft zien of
doen sterven. En wij blijven het antwoord schuldig, naar
wat dit leed, dit geweld, dat zijn leven doordrenkt,
betekent.
Laten wij vandaag, in deze herdenking, in ieder geval met
veel respect en dankbaarheid onze veteranen eren. Laten
wij, die immers ook elke dag met de vragen rond goed en
kwaad te maken hebben en hierbij niet altijd de goede
keuzes maken, solidair zijn met onze uitgezonden
militairen, vanaf Nederlands-Indië tot nu. Zij horen bij
ons, als leden van onze gemeenschap. Dit geldt ook en
vooral degenen, die niet meer terugkwamen en die wij
vandaag gedenken.
En ik wil bidden:
God onze Vader,
Toen U de aarde en de mensen schiep, zag U “dat het goed
was, heel goed zelfs”
Inmiddels weten wij, hoe moeilijk het is om het goede
waarnaar wij verlangen
in ons leven waar te maken.
Soms zien we de juiste weg niet,
soms kiezen wij niet de juiste middelen,
soms willen we gewoon niet,
omdat we boos zijn op U, op onszelf en op elkaar.
Zend ons uw heilige Geest
die nooit ophoudt ons aan te sporen tot het goede.
Die ons opricht, als wij gevallen zijn
en die ons telkens opnieuw schenkt aan elkaar.
Dat wij nooit ophouden naar het goede te verlangen
en elkaar te beminnen.
Dat wij elkaar zien met ogen van de hoop, die alles nieuw
maakt. Amen.
|
|
- Toespraak
van minister president Mark Rutte, ter
gelegenheid van
- de 28e
nationale jaarlijkse herdenking
bij
het Nationaal Indië-monument 1945-1962
-
- Dames
en heren,
-
- Indië
was in mijn jeugd nooit ver weg, maar ook nooit echt
dichtbij.
- Dat
moet ik uitleggen.
-
- Mijn
vader maakte de oorlog mee in een Jappenkamp. Zijn
eerste vrouw zat met hun drie kinderen in een ander
kamp. Zij overleefde de internering niet. Na de oorlog
hertrouwde mijn vader met haar zus, mijn moeder, en vol
goede moed gingen ze samen terug om opnieuw te beginnen.
Dat was in die moeilijke en onrustige jaren direct na de
oorlog bepaald niet zonder risico, maar mijn vader hield
van het land en geloofde in de mogelijkheden daar. Toen
later, eind jaren ‘50, de spanningen tussen Indonesië
en ons land opnieuw opliepen en Nederlandse
bedrijven werden genationaliseerd, kwamen mijn ouders
terug. Dit keer voorgoed. Voor de tweede keer in hun
leven begonnen ze helemaal opnieuw.
-
- Ik
ben zelf pas een jaar of tien daarna geboren, in 1967.
Maar dat Indische verleden, het verhaal over de spanning
en de angsten uit de oorlog, over het gevaar en het
altijd dreigende geweld in de jaren erna - het is
onderdeel van mijn familiegeschiedenis. Daar was ik me
in mijn jeugd ook altijd van bewust. En toch kwam het
nooit echt dichtbij, omdat er weinig over werd
gesproken. Dat gebeurt nu eenmaal als herinneringen
moeilijk en soms pijnlijk zijn. En als mensen liever
niet terug-, maar vooruitkijken, omdat ze het verleden
niet kunnen veranderen en de toekomst wel.
-
- Zo
is het velen vergaan. Ook velen van u en duizenden
andere jonge mannen die direct na de oorlog als militair
naar Indië werden gestuurd. Het is achteraf makkelijk
oordelen, maar het is veel moeilijker om echt na te
voelen hoe ingrijpend die ervaring geweest moet zijn.
Net bevrijd in eigen land en dan – vaak na een
opleiding van niet meer dan paar dagen – meteen
die lange bootreis naar een nieuw conflict. Naar een
onbekend land met een ander klimaat, een andere taal,
andere geuren en smaken, een andere cultuur.
-
- Een
land ook dat in brand stond, waar chaos heerste en waar
geweld aan de orde van de dag was. Onder die
omstandigheden kwamen de militairen van toen in
situaties terecht waarin ze alleen nog konden vertrouwen
op zichzelf en hun kameraden, terwijl zij in een split
second beslissingen moesten. Het was in alle opzichten
leven op het scherpst van de snede, een continue
balanceeract op de rand van leven en dood.
-
- Deze
soldaten, de meesten jongens nog, kwamen terug naar huis
met beelden en herinneringen die vaak te pijnlijk en te
gruwelijk waren om over te praten. Zij kwamen terug naar
een land dat druk bezig was met de wederopbouw en niet
uitnodigde om ervaringen te verwerken. Veel Indiëveteranen
botsten op een muur van stilzwijgen. Of zoals iemand het
verwoordde die zelf als veldpredikant in Indië diende:
‘De wereld waarin we toen leefden, heeft naar ons
gevoel de bladzijde Indië heel makkelijk omgeslagen.’
- Het
luisterend oor, de aandacht, het begrip en de erkenning
kwamen pas later. Dit monument, deze drukbezochte
jaarlijkse herdenking waar de 6200 gesneuvelde
militairen worden herdacht – het helpt om het verleden
te begrijpen en verwerken. En het is belangrijk dat we
blijven herdenken, uit respect voor de doden, maar ook
zodat de levenden zich gehoord voelen en het verleden
levend blijft.
-
- Want
het conflict in Indië is geen voltooid verleden tijd.
De geschiedenis kent veel gezichten. Ook minder mooie.
De Nederlandse regering heeft dat eerder ook erkend.
Maar één ding staat voor mij als een paal boven water:
militairen die door de regering van hun land worden
uitgezonden, verdienen steun, respect en waardering.
Iedere keer als ik Nederlandse militairen bezoek die op
missie zijn, is er het volle besef dat wij deze mensen
aan gevaren blootstellen.
-
- Ook
daarom is het zo goed dat hier vlakbij het Monument voor
Vredesoperaties staat, ter nagedachtenis aan alle
Nederlandse militairen die sinds de Koreaoorlog zijn
omgekomen tijdens missies. Het onderstreept dat Indiëveteranen
in een traditie staan van democratische besluitvorming
en militaire plicht. Een traditie van moed, trouw en
dienstbetoon. Een traditie om bij stil te staan en door
te geven.
-
- Dank
u wel.
|
|
- Toespraak
van Luitenant-generaal b.d. Ted Meines, ter gelegenheid van
de jaarlijkse herdenking bij
het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in Roermond op
- 5
september 2015
- Dames
en heren,
Gelukkig is het land dat zijn krijgsmachtgevallenen met
dankbaarheid herdenkt. Toen we uit Indonesië kwamen was
er geen veteranenbeleid. Daar hebben we zelf voor gezorgd.
- Er
is een grote verscheidenheid aan krijgsmachtonderdelen,
rangen en standen en het is ons gelukt ze bijeen te
krijgen en vanuit die optiek onder meer tegen parlement en
regering te zeggen: “Hier zijn we en doe nu iets voor
ons.” En dat heeft de regering gedaan met de
veteranenwet.
- Maar
wij als veteranen zijn nog steeds samen, met elkaar zijn
wij degenen die onszelf op het toneel hebben gezet. Onze
leeftijd neemt ten einde en daar mogen we nooit aan
voorbij gaan. Voor velen van ons komt het einde in zicht
en we zullen, en dat is al eens gezegd als oude veteraan,
zonder dat er ook maar iemand iets te kort wordt gedaan,
dat stokje moet overgedragen worden aan de jeugdigen. Dat
doen wij in familieverband ook; opa, vader, zoon en
kleinzoon. Dat is de enige weg die we moeten volgen.
- Maar
is nog steeds een voorrecht om het samen met elkaar te
kunnen doen en wil ik op deze plaats dan ook een warm
pleidooi houden voor de instelling van een nationale
veteranenbegraafplaats. Het is misschien niet de juiste
plek om dit hier te zeggen, maar toch wil ik dat doen.
Want voor ons komt er een einde aan en ik denk dat het
iets fantastisch is waar wij als veteranen, wanneer wij
niet meer in dit huidige leven zijn, daar met elkaar een
plek hebben. Ik heb die vraag gekregen: “Ben jij daar
ook”, maar dat moet ik eerst met mijn kinderen
bespreken, maar ik denk dat ik daar wel een plek vind.
- Veteranen,
wat we hebben gedaan de afgelopen jaren is gebaseerd op
drie pijlers, de eerste is het stuk zelfvertrouwen,
zelfrespect, ook al ontbreekt het daar vaak aan, dat we
ons zelfrespect kwijt raken wordt misschien ook door
onszelf gedaan, maar ook door anderen. De tweede pijler is
vertrouwen in de medemens. Want wat is een krijgsmacht
zonder vertrouwen, vertrouwen dat je geeft aan de mannen
een vrouwen die aan je zorg zijn toevertrouwd? En de derde
pijler, en dat kan ik als oud verzetsdominee, want dat ben
ik ook nog geweest, is Godsvertrouwen. Wat hebben we niet
gezongen, het fantastische zesde couplet van ons
Wilhelmus: Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn
Heer’ en dat is ook zo weten wij als veteranen en als
mensen zoals we hier zitten, zolang we nog leven in Zijn
handen. Hij, die wolken, lucht en winden wijst spoor en
loop en baan, zal ook wel wegen vinden, waarlangs wij als
verzetsmensen en veteranen kunnen gaan.
- Het
is een voorrecht om op deze hoge leeftijd die ik mocht
bereiken met al die fantastische en fijne vrienden om me
heen, dit u te mogen zeggen: “Ik houd van jullie
allemaal.”
Dank je wel.
|
|
- Declamatie
geschreven en voorgedragen door de heer Hans van Bergen,
schrijver/dichter, ter gelegenheid van de 28e herdenking bij
het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in Roermond op 5
september 2015
-
- Het
ochtendblad gooide kort geleden ruw mijn waarheid door elkaar.
Schudde
onverhoeds aan de woorden in mijn hoofd
die
ik heb geheveld uit uitgedunde verhalen van vele veteranen
die
ooit als jongeling in de vertekenende mist
van
een ver verleden meeschreven aan de geschiedenis van Indonesië.
Het
ochtendblad gooide ruw door elkaar mijn waarheid
die
ik voor mezelf heb gevlochten uit spaarzame fragmenten
die
ik verzamelde uit de monden van veteranen,
die
ik sprokkelde tussen hun ingehouden en afgemeten woorden
die
ik hoorde van de echte getuigen van toen
en
waar ik,
die
daar nooit was,
die
daar nooit vocht,
die
daar nooit diende in naam van koningin en vaderland,
waar
ik, die daar nooit duizend angsten uitstond of meer,
of
kameraden sterven zag,
waar
ik mijn eigen waarheid uit vlocht
over
de strijd van toen in de Oost.
Het
ochtendblad sprak kort geleden
woorden
als geweld en excessief en structureel
en
gooide mijn zelf geconstrueerde waarheid
over
een oorlog die werd gevochten ver voor mijn tijd,
ruw
door elkaar en boog haar om naar vragen over kwaad en goed,
over
fout en rechtschapenheid, over duisternis en licht.
Vragen
die ik voor mij neerlegde
als
de restanten van een ruw verbroken puzzel
waartussen
ik in verwarring zocht
naar
antwoorden die niet kwamen.
Tot
ik inzag dat elke waarheid duizenden gezichten heeft.
Dat
elke waarheid spreekt met duizenden stemmen.
Dat
elke waarheid wordt geschraagd door vragen
die
in hun diepste kern niet gesteld kunnen worden door de wet,
die
in hun diepste kern niet gesteld kunnen worden door een
ochtendblad,
maar
door vragen die in hun diepste kern
enkel
en alleen gesteld kunnen worden
door
het eigen geweten.
Niemand
anders weet wat het met jou deed
toen
die duistere onbekende tropennacht
om
je heen gleed als een vreemde huid.
Niemand
anders weet of de eenzame, krankzinnig makende angst
van
één man op een dag te zwaar werd om binnen te houden
en
exploderend omsloeg in de collectieve angstwaan
van
een heel peloton
In
welke verhouding staan denken en handelen
in
een omgeving waar niet de ratio maar de angst soms beslist?
In
welke verhouding staan denken en handelen
in
een omgeving waar niet de weldoordachtheid
maar
een tiende van een seconde tussen dood en leven
soms
de enige raadgever is?
Als
jongeman leerde je in korte tijd
hoe
een wapen te dragen, te ontgrendelen of te grendelen.
Maar
hoe jij jezelf moest wapenen tegen
de
onberekenbaarheid van de angst
dat
kon niemand jou vooraf leren.
De
angst zelf is soms individueel en soms collectief
soms
excessief, soms structureel en soms afwezig.
Maar
wat zij oproept en losmaakt,
waartoe
zij aanzet,
over
welke grenzen zij soms drijft,
dat
blijft voor iedereen zelf een persoonlijke waarheid.
En
daarom betreft elke waarheid een ander verhaal.
Lopen
de waarheden van licht en donker door elkaar
Zijn
de waarheden van zoveel levens die tijdens missies werden gered
Nauw
vervlochten met het duister van onbegrijpelijk handelen.
Daarom
betreft elk persoonlijk uitgesproken of ingehouden mea culpa
een
andere individuele daad.
Het
ochtendblad gooide ruw mijn waarheid door elkaar.
Schudde
onverhoeds aan de woorden in mijn hoofd
die
ik heb geheveld uit uitgedunde verhalen van vele veteranen
over
hun missies in Indonesië
en
in Nieuw Guinea, Korea, Bosnië, Libanon, Afghanistan
en
andere wonde plekken op aarde.
Uitgedunde
verhalen, individuele daden, collectieve missies
met
duizenden waarheden die altijd geschraagd werden
en
altijd geschraagd zullen worden door vragen.
Door
vragen die in hun diepste kern
niet
gesteld kunnen worden door de wet
Die
in hun diepste kern
niet
gesteld kunnen worden door een ochtendblad
Maar
alleen gesteld en beantwoord kunnen worden
door
ieders eigen geweten.
|
|
terug naar
index
|
|