geheim

                                                         R A P P O R T.


                                               Betreffende den toestand bij II - 6 R.I.

 I.  Algemeen.
Het bataljon is 16 april 1945 opgericht voor het grootste gedeelte uit illegale werkers.
Voor de rest uit oorlogsvrijwilligers.De streek waaruit het bataljon is gerecruteerd is zeer uitgestrekt: Mook, Cuijk, Boxmeer, Venraay, Horst, Horn, Weert, Den Bosch, Hoensbroek, Treebeek ( Algemeen 
mijnstreek).
Als gevolg hiervan heerscht hier niet het sterk uitgesproken regionalesaamhoorigheidsgevoel, dat wij bij I-8 R.I. en de Bataljons der Stoottroepen aantroffen. 
Naast het hieruit voortspruitende nadeel staat het groote voordeel, dat dit Bataljon veel gemakkelijker met andere elementen is aan te vullen.
Ieder, die zich als kameraad wil gedragen en zijn dienst naar behoren wil vervullen, wordt zonder eenige restrictie in het bataljon als gelijk gerechtigde opgenomen, ook wordt daarbij niet gelet op de nieuweling al of niet illegaal werk heeft verricht, zulks in scherpe tegenstelling met bovengenoemde bataljons, waar het oudstrijdersschap in de verzetsbeweging als eisch voor opname gesteld wordt.Het bataljon stond  1 ½  jaar aan het Maasfront in verschillende diensten.
Aantal gesneuvelden 26. Verminkten ruim 25.
II. Uitzending naar Indië.
In dit bataljon hebben zich van de officieren 8 man vrijwillig opgegeven voor uitzending 
naar Indië en 260 onder-officieren en minderen.
Van I-6 R.I. gaan 329 officieren en onder-officieren en minderen vrijwillig over naar  II-6 R.I. om naar Indië te worden uitgezonden. Het ontbrekende aantal officieren,  onderofficieren, en minderen zal uit I en II-6 R.I. worden aangewezen.
Over deze gedwongen aanwijzing heerscht bij II-6 R.I. een zekere ontstemming.  Weliswaar erkent men, dat de door ieder destijds bij oprichting geteekende lange "  Verbandacte" uitzending naar Indië formeel mogelijk maakt, doch velen beweren, dat zij  deze lange "Verbandacte" nimmer zouden hebben geteekend als zij daarbij, mede als  gevolg van ontvangen voorlichting niet overtuigd waren geweest, dat zij in geen geval  naar Indië zouden gezonden worden.
Zij beschouwden de clausule betreffende het " overal ter wereld dienst doen" als een  bloote formaliteit.
Het moge dom geweest zijn deze gedachtengang te volgen, dit verandert niets aan het  feit, dat deze eenvoudige lieden zich bedrogen en min of meer gerondseld voelen,  hetgeen een slechte basis is een naar de tropen uit te zenden bataljon.
Wij adviseren daarom de gedwongen aanwijzingen alsnog te annuleren en daarvoor  Dit kan binnen enkele dagen geregeld worden. Liefhebbers voor uitzending naar Indië  zijn bij de verschillende wervingsbureaux in voldoende aantallen geregistreerd. Het bataljon beschikt over genoeg goed getrainde instructeurs, om den achterstand in  graad van geoefendheid van de nieuw toegetredenen, voor het tijdstip van uitzending  naar Indië in te loopen. 

 

III. Geest van de Troep. 
De geest is over het algemeen nog vrij goed, doch bij enkele groepen v.n. bij de 5e 
compagnie bepaald slecht te noemen, niet alleen om de reeds genoemde reden, maar meer  nog als gevolg van de bijzonder slechte regeling van de uitkeeringen aan de gezinnen. Van verschillende militairen hebben de gezinnen sinds 1 juli 1945 geen betaling ontvangen.Een aantal minderen heeft reeds gedreigd te zullen deserteeren en zijn hiervan slechts door persoonlijke invloed van hun superieuren weerhouden. Aan deze voor een leger onteerende toestand, ware zoo spoedig mogelijk een einde te maken.Het afzakken van den geest is ook bij de gewone dienstverrichtingen te bespeuren Daarbij zit niet meer de verbeten wil om alle oefeningen en bewegingen zoo goed mogelijk uit te voeren, die wij bij andere bataljons aantroffen en die ook hier blijkens ingewonnen inlichtingen, vroeger aanwezig was. Zooals reeds in punt I naar voren gebracht, levert de aanvulling van dit bataljon door een andere wordingsgeschiedenis geen moeilijkheden op.
IV. Kleeding en uitrusting.

a. Kleeding is compleet ( 1 stel ) doch de kwaliteit is matig tot slecht.

b. Wapening: compleet en goed.

c. Rollend materieel: vrijwel compleet en in vrij goeden staat.

d. Aanvulling bedrijfsstoffen: goed.

V. Geoefendheid.
a.  Het geheele bataljon heeft drie maanden training meegemaakt in het speciale
opleidingskamp te Fournes. Deze training beperkt zich hoofdzakelijk tot een opleiding van den enkelen man in het terrein, welke individueele opleiding zeer grondig is, doch geen waarborgen biedt voor een juist tactisch gebruik der grootere en kleinere eenheden  van het bataljon. De compagnie als zoodanig is in het geheel nog niet geoefend en het  peleton slechts ten deele. Nachtoefeningen hadden nog niet plaats. Van een werkelijk tactisch optreden boven  het sectie verband kan nog nauwelijks sprake zijn. De groote technische vaardigheid 
 in het gebruik van het wapen en ten dele ook op het gebied van d exercitie leidt bij  eenheden, die de bovengenoemde training hebben meegemaakt, zeer licht tot  overschatting van de werkelijke tactische bruikbaarheid dezer eenheden.
b.  Later tot het bataljon toegetreden vrijwilligers ontvangen een aparte opleiding om den  achterstand zoo spoedig mogelijk in te halen.
c.   Schietvaardigheid.
Vrij goed, ondanks het naar verhouding van den diensttijd betrekkelijk geringe aantal gehouden schietoefeningen en de minder doelmatige schietopleiding, die naar onze mening beslist achterstaat bij de vroegere schietopleiding. Dat ondanks deze ongunstigefactoren toch nog vrij goede resultaten worden bereikt, is te danken aan den wil der manschappen, zoo goed mogelijk te schieten.

d.   Marschvaardigheid.
Aan de marschvaardigheid wordt niet die aandacht besteed, welke voor een in Indië
optredend bataljon noodzakelijk is. De grootste marsch welke werd gemaakt, en dan
 nog slechts door een onderdeel van het bataljon, bedroeg 20 km.
e.   Exercitie.
Goed, m.d.v. dat de technische geoefendheid nog betere exercitie mogelijk zouden maken. Den volmaakte uitvoering wordt tegengehouden door de al in punt 3 behandelde factoren  ( veel voorkomende ontevreedenheid over de wijze waarop men tot het teekenen van de "lange verbandacte" is gebracht en slechte betaling aan de gezinnen.
VI Leiding.
De algemeende leiding is iets te weinig forsch en gedecideerd. Oefenprogramma's waren weliswaar bijgehouden, doch werden op den dag van inspectie niet bij alle onderdelen gevolgd. De wijze van instructie van duidelijk, rustig en goed. De hogere commandanten ( B.C. en C.Cn) worden door allerlei beslommeringen te veel  afgehouden van hun taak als opleiders van hun onderdeel. v.n. als gevolg van de reeds  in 2 en 3 genoemde misstanden.
VII.   Officierskorps.
Het oordeel over dit punt zal nader bekend worden gesteld zoodra bepaald is, welke der thans bij I en II-6 R.I. dienenden officieren bij het naar Indië uit te zenden bataljon zullen worden ingedeeld.Reeds thans kan worden medegedeeld , dat in elk geval I en  II- 6 R.I. niet in staat zijn het vereischte aantal officieren te leveren.te kort:
1 Veldprediker
1 waarnemend B.C.
 2 C.Cn.
Wij adviseeren om de aanvulling van dit te kort niet aan den B.C. van II-6 R.I. over te laten , doch hierin van hogerhand te voorzien. In verband met het in bovengenoemde punten gestelde, waren hiervoor streng  geselecteerde officieren van groote technische bekwaamheid en met veel overwicht aan  te wijzen.
VIII.   Conclusie.
De algemene indruk van het bataljon is op het ogenblik niet onverdeeld gunstig, zoals  reeds in punt 2 en 3 werd aangetoond zijn de oorzaken daarvan echter gemakkelijk weg te nemen. Gebeurt dit echter niet met de grootste spoed, dan voorzien wij in dit bataljon  groote, zelfs onherstelbare moeilijkheden. Voor een redelijke Indische oriënteering is ook hier indeling van enkele Indische officieren noodzakelijk.
Indien deze niet door den minister van Overzeesche Gebiedsdelen beschikbaar kunnen worden gesteld, dient in elk geval onverwijld te worden overgegaan, tot ruime  beschikbaar stelling van Indische voorschriften en literatuur over de Indische 
Krijgsgeschiedenis.

                                                                                                                                  Sittard 4- 9- 1945
                                                                                                                                  De commissie.

                                                                                                                                  F.H. Ter Meulen.
                                                                                                                                  Maj. Gen.staf. K.N.I.L.

                                                                                                                                  M. van den Heuvel.
                                                                                                                                  Maj. Inf. K.N.I.L.